nische wetenschappen worden beoefend; de wetenschappen zijn niet technisch maar hebben betrekking op de techniek.
Zo is een droevige gebeurtenis een gebeurtenis die droevig maakt; een luie stoel is niet een stoel die lui is, maar een stoel waarin ik me lekker lui kan uitstrekken. U kunt van dit verschijnsel veel voorbeelden vinden: een juridisch student, Franse les, een verstandig besluit. Bij deelwoorden bestaat het ook, u krijgt dan typische uitdrukkingen:
een staande receptie |
vallende ziekte |
een zingende mis |
brekende waar |
bereden politie |
een zittend leven |
Een bijvoeglijk naamwoord noemt een eigenschap van een ding op, maar als het ding zonder die eigenschap het ding niet zou zijn, mag ik dan die eigenschap ook noemen? M.a.w. een vierkant vierkant en een ronde cirkel is onzin, omdat een cirkel nooit niet-rond en een vierkant nooit niet-vierkant is. Dit is waar en in wetenschappelijke verhandelingen zult u dergelijke mededelingen wel achterwege laten, maar daarom hoeft u er nog geen taalregel van te maken. Het pleonastische gebruik van een bijvoeglijk naamwoord kan in een beschrijving juist heel goed zijn. Water is altijd nat. U pikt de eigenschap er opzettelijk uit en noemt haar extra: het natte water kletste op de stoffige stenen. Het is met dit ‘dubbel-op’ zoals met zoveel andere verschijnselen in de taal. In een nauwkeurig, exact verslag wordt de taal sober en helder als algebra; in een rondborstig menselijk verhaal hebben we wat ‘overtolligheid’ nodig. Alle leden waren zonder uitzondering aanwezig. Weg met zonder uitzondering, want dat begrip staat al uitgedrukt in alle...
Wat zou het op de wereld stil en wat zouden de boeken dun worden, als we nooit meer iets overtolligs spraken en schreven.
Als men kan zeggen de man is gek, kan men ook zeggen de gekke man. Dit gaat zo goed als altijd op, maar er zijn een paar woorden waarbij het onmogelijk is, bijvoorbeeld:
dat feit is jammer |
het jammere feit? |
het meisje is netjes |
het netjese meisje? |
mijn pen is kwijt |
mijn kwijte pen? |
Andersom is er ook een onmogelijkheid, bijvoorbeeld:
de gouden kooi |
de kooi is gouden? |
de Haarlemmer Hout |
de Hout is Haarlemmer? |
Deze gevallen berokkenen u geen last. Soms zit een woord nog op de wip. De kachel is uit is gewoon, de uite kachel is niet ongewoon, maar u aarzelt het te schrijven; het affe werk hebben we al meer dan eens gedrukt gezien. Merkwaardig vinden we het gebruik van klaar. Gewoon is het werk is klaar, maar het klare werk achten we vreemd; het gerede produkt komt ons bekend voor; klare wijn, klare taal is wat anders, ouwe klare ook.