Onze Taal. Jaargang 34
(1965)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||||||
[Nummer 4] | |||||||
Plagende pietluttighedenDat een volmaakte kennis van de spraakkunst er nog garantie voor behoeft te zijn dat men bedreven is in de kunst van het schrijven, is een waarheid - vaderlandser beeld kennen wij niet - als een koe. En van wie wel bedreven zijn in de kunst van het schrijven, kan men niet te allen tijde zeggen dat ze dingen schrijven die de moeite van het schrijven waard zijn. Er zijn zeer zwakke geesten - zo ongeveer heeft dr. P. Ritter jr. het eens uitgedrukt - die zeer goed kunnen stellen. Dit alles neemt niet weg dat het voor iemand die veel moet schrijven, wel handig is als hij zich wat thuis voelt in de spraakkunst. Met de grote, overbekende vormverschillen in de taal heeft niemand moeite; twijfel over hij riep en hij roepte is, laten we zeggen ná de puberteit niet meer aanwezig. Het zijn juist de kleine dingen, de pietluttigheden die ons bij het schrijven zo dikwijls dwars kunnen zitten: is het bijstandwet of bijstandswet? schrijf je de twee delen van honderd vijftig aan elkaar of los van elkaar. In de afgelopen drieëndertig jaargangen van ons blad kunt u vele honderden van dit soort vragen vinden. De beschouwing over der en des in O.T. van twee maanden geleden heeft nogal wat nieuwe vragen opgeroepen: weer die kleine dingen die plagen en die de schrijver noodzaken, in woordenboeken te bladeren. Sommigen trachten ons te verleiden, een volledige lijst te publiceren met de uitdrukkingen, gevormd met ter (= te der). Zo'n lijst is wel te maken: ter aarde, ter been, ter dood, ter ere, ter gedachtenis en zo het alfabet verder gaande om tot het waardige besluit ter ziele te komen. Maar voor volledigheid kunnen we niet instaan; evenmin voor zekerheid: te(r) elfder ure te(r) hand, te(r) rust(e), te(r) zee. Trouwens, waarom een lijst met ter? Die met te en ten (= te den) zou daarnaast niet gemist mogen worden. Als we op het artikel te in het W.N.T. afgaan (deel XVI, 1051-1110), mogen we het aantal nu nog gebruikte uitdrukkingen met te, ter, ten schatten op een ruime tweehonderd. U zou zo'n lijst niet uit het hoofd moeten leren; u kunt uw tijd en energie aan iets beters besteden, maar veronachtzaam die uitdrukkingen ook niet! Met beleid gebruikt, kunnen ze uw betoog doorspikkelen met wat bekoorlijke ouderwetse stijfheid. De vragen over de naamvalsvorm van het lidwoord kwamen in hoofdzaak neer op de volgende drie.
Dergelijke kwesties komen nooit voor met des. Het is duidelijk waarom. Des gebruiken we niet volgens andere regels dan zijn gezellin der, maar in geheel andere stijl, of liever: we gebruiken des alleen maar in bepaalde versteende uitdrukkingen als de heer des huizes. Der daarentegen is springlevend, in de geschreven taal tenminste. Tien tegen een dat u er vanavond in uw krant of boek een aantal vindt, maar evenveel dat u er in een gewoon gesprek om de huiskamertafel geen enkele vindtGa naar voetnoot1). Dit feit doet ons al op de hoede zijn: er is wat met dat der aan de hand. Het leidt een geheimzinnig bestaan in de inktfles. Neem nu uw groene spellingbijbel ter hand, blader en streep aan in de inktprodukten wat u fout vindt. Met een beetje geluk kunt u in een paar avonden vinden: de motieven der angst, de duur der verrichte arbeid, de leden der middenstandsbond, de verschijnselen der | |||||||
[pagina 30]
| |||||||
chaos, de bestrijding der vuurhaard, de gevolgen der haat, de leniging der nood, de spits der stoet, de verzwakking der klassestrijd, de invloeden der toestand. Bent u nog zo goed in uw schoolspraakkunst dat u ze als fout herkent? Of is er hier of daar niet een waarbij u weifelt? Leniging der nood... der nood... ik voel daarin niets verkeerds... leniging des noods gaat niet, desnoods van de nood. Er zijn drie uitwegen. Ten eerste: overal der toelaten. Een revolutionaire oplossing die we maar beter kunnen overlaten aan een spellingcommissie na 2000. Ten tweede: alleen der toelaten als de naam van een vrouwelijke persoon erop volgt. Gemakkelijk en wettelijk. Ten derde: precies weten wanneer volgens de voorschriften een woord vrouwelijk moet zijn. Minder gemakkelijk maar wel uitvoerbaar. Wij moeten Nederlanders die niet van jongsaf aan uitermate zijn geoefend met zij bij woorden die dat niet moeten maar mogen zijn, beslist ontraden in zulke gevallen der (dezer, dier, harer, onzer, zijner, hunner en in ander verband ook: wier, welker) te gebruiken als het betrekking heeft op een enkelvoudig woord. Op een kwaad ogenblik zult u ook der bond, der strijd, der nood schrijven. U moge dit een walgelijke wanorde in onze taal vinden - het is ordelijker dan u denkt! - we zijn er allen verantwoordelijk voor, want zo is onze taal. Bij meervoudige woorden kunnen we naar hartelust der schrijven; dat verzacht onze ergernis. We hebben nog een vierde uitweg verzwegen: der nooit gebruiken voor het enkelvoud! De spellingcommissie spreekt zich enigszins in die geest uit. Zij hoopt ‘dat het jongere geslacht tegenover dat der in het enkelvoud wat huiverig wordt, en zich gaat toeleggen op een minder gedrongen, wat lossere en meer bij de spreektaal aansluitende zinsbouw’. Tegen het laatste kan men niet veel inbrengen, maar daarom behoeft der in het enkelvoud toch niet geheel verloren te gaan! Er zijn nieuwe regels voor het gebruik van hij/zij. Daaraan willen we ons houden. Woorden als deugd, leer, wet moeten bij voorkeur als zij worden opgevat. We zullen het doen. De commissie was het in dezen erover eens dat het jongere geslacht enige eerbied voor de zijtraditie van deze woorden moet worden bijgebracht. Maar waarom dan der in het enkelvoud verbannen? De regels voor der en voor hij/zij steunen elkaar. De andere der-kwesties zijn eigenlijk erg eenvoudig. Een ervan biedt helemaal geen moeilijkheid. ‘Het verbinden der wonde’ is even goed als ‘het bloeden der wonde’. Degenen die het eerste afkeuren, doen dit om de volgende reden. Bij zelfstandige naamwoorden van werkwoordelijk karakter (het strijden, de strijd, de bestrijding) geeft de daarop volgende bepaling een relatie aan tot de genoemde handeling. In ‘het verbinden der wonde’ is wonde het lijdend voorwerp: de wonde wordt verbonden, terwijl in ‘het bloeden der wonde’ de wonde zelf bloedt, dus onderwerp is. Welnu, bij een onderwerp mag der (des) komen, bij een lijdend voorwerp moet van de staan. Een spitsvondige regel, die we gaarne zouden verbreiden als hij bestond! Hij bestaat echter niet; een regel moet immers gegrondvest zijn in het werkelijk taalgebruik. Nu heeft dit onderscheid nooit bestaan in het Nederlands, zodat daarmee elke bestaansgrond van de regel volkomen verdwijnt. ‘De Lof der Zotheid’ is al een oude titel. Iets anders is natuurlijk dat men om motieven van welluidendheid aan een van beide de voorkeur geeft. Het argument van de drang tot duidelijkheid kunnen wij niet onderschrijven. Is het bij ‘de terechtstelling der moordenaars’ mogelijk dat iemand de moordenaars voor de beulen aanziet? Een uitdrukking staat niet alleen, zij staat in een zin, is betrokken op een situatie: dubbelzinnigheid is vrijwel uitgesloten. Bij ‘de terechtstelling van de moordenaars’ kan men trouwens ook andersom redeneren.
Tenslotte ‘in afwachting uwer berichten’. Hiertegen willen wij ons verzetten. Hier is namelijk sprake van vaste, geïsoleerde uitdrukkingen, uitgaande op van en ermee onverbrekelijk verbonden: in afwachting van, in weerwil van, uit hoofde van, ten bate van, ten overstaan van, ten aanschouwen van, ten gevolge van, ter wille van enz. Het zijn uitdrukkingen met de kracht van een tot eenheid gegroeid voorzetsel: in weerwil van = ondanks; ten bate van = voor; uit hoofd van = wegens; met behulp van = met; door middel van = door enz. Het is, onzes inziens, onjuist bij deze uitdrukkingen met van een der/des-constructie te maken: van wordt dan, als het ware, losgescheurd van de vaste uitdrukking. Een uitzondering als de traditionele vorm in naam der wet doet daaraan niets af. Soms is de uitdrukking tot zulk een eenheid geworden dat van zelfs gemist kan worden. Het aaneengeschrevene ingevolge is oorspronkelijk in gevolge van; in gevolge van uw verzoek is geworden ingevolge uw verzoek. Zo zijn ook ontstaan: bezijden (van) de waarheid, in zake (van) het ontslag, ten einde raad. Het laatste luidde oorspronkelijk ten einde raads. Dat des daarbij is verdwenen, bewijst juist dat ten einde tot een vaste voorzetselverbinding is geworden. |
|