De dood van de leerkracht
Er liep eens een peinzende leerkracht
te dwalen dwars over de straat;
dat zag een onhandig chauffeurkracht,
hij zag 't, maar toen was 't al te laat.
De auto reed over de leerkracht,
toen was 't met de leerkracht gedaan,
zo'n leerkracht heeft niet zoveel veerkracht -
Te laat kwam de wagen tot staan.
Uit de auto klom een geneeskracht,
Die knielde bij 't slachtoffer neer.
Een der omstanders riep om een preekkracht,
maar de leerkracht, hij ademde niet meer.
‘Kijk’, zei toen hoofdschuddend een leurkracht
die tussen de omstanders stond,
‘Je ziet het weer: zó ben je leerkracht
en zó leg je plat op... de grond!’
Toen kwam er beweging. Een strijdkracht,
met verstand van het motorverkeer
was weldra met de leur- en een pleitkracht
(en een dommekracht) druk in de weer.
Toen kwam de wijkverpleegkracht.
Er viel voor haar niets meer te doen.
Maar wel voor de schoorsteenveegkracht
die juist een karweitje ging doen.
‘Schuif je leer eens onder die leerkracht,
kameraad!’ - zo gezegd zo gedaan, -
en beweging dat dat in die heer bracht!
Je zag hem de aandoening aan.
Hij kreeg kleur en zijn adem begon weer,
maar verstijfde en zijn blik werd van glas,
toen hij zag dat het zo maar een ladder
en wéér niet de maatschap'lijke was.
De omstanders uitten een weeklacht
toen de leerkracht voor altijd verscheed.
Toen riepen ze om een aanspreekkracht,
omdat er een héér overleed.
Eén droeg er de hoed van de leerkracht
en baliekluifkrachten de baar.
Ze tilden hem op zonder spierkracht,
zo'n leerkracht is heus niet zo zwaar.
Nu ruste in vrede de leerkracht.
Wij leraren halen nog aem, -
en Gij, Excellentie, Regeerkracht!
gun Gij ons die eerlijke naam.
(Red. Bovenstaand gedicht, ons toegestuurd, blijkt al menigmaal gepubliceerd te zijn. Kent iemand de maker ervan?)