Schrijven of spreken
Schrijven is heel iets anders dan spreken. Een goed spreker, zelfs een gerenommeerd demagoog, kan een slecht schrijver zijn.
Bij een spreker zijn leestekens van geen belang; ook de hoofdletter van een nieuwe zin is dit niet, noch het ‘wit’ voor een nieuwe alinea. Sterker nog: hij zou waarschijnlijk géén goed spreker zijn indien al zijn zinnen grammatikaal, idiomatisch en syntactisch ‘af’ waren. Dit bewijzen tal van uitnemende redevoeringen, die slechts een povere indruk maken als ze van de band of van de stenografie uitgetikt worden.
Is letterlijk, woordelijk uittikken mogelijk? De moeilijkheden beginnen voor de typist al, wanneer hij moet bepalen waar de spreker (schrijvende!) een hoofdletter zou hebben gebruikt, een punt, een komma, een dubbele punt, een uitroepteken, een gedachtenstreepje, een nieuwe alinea, cursivering, accenttekens, enz.
Dan moet het nog een spreker zijn die in mooi-afgeronde zinnen spreekt. Veelal echter lijmt een spreker vele zinnen en bijzinnen aan elkaar; menige zin zal grammatikaal onvolledig zijn; sommige zinsdelen zal hij herhalen.
Een spreker, immers, beschikt over veel doeltreffender uitdrukkingsmiddelen dan de schrijver. Allebei gebruiken ze ‘taal’, maar welk een verschil is er! Spreekhoogte, klemtonen, tempoverschil, handgebaren en mimiek - allemaal belangrijke hulpmiddelen voor een spreker. Wat meer zegt: het zijn natuurlijke hulpmiddelen die bij de toehoorder ongemerkt hun werk doen.
Een schrijver echter moet deze middelen ontberen. Hij heeft er onnatuurlijke, kunstmatige voor in de plaats: de leestekens, de zetwijze. Deze kunnen bij lange na die natuurlijke middelen niet vervangen. Hij kan ze slechts toepassen om het effect van stem en gebaren te benaderen. Die toepassing vereist veel wikken en wegen, veel schrijftalent.