Vragen bij het werkwoord
1. Bij een enkelvoudig onderwerp behoort een enkelvoudig vervoegd werkwoord; bij een meervoudig onderwerp behoort een meervoudig vervoegd werkwoord: de lamp hangt - lampen hangen. Een simpele regel die vast in ons is verankerd. Er zijn maar een paar onzekerheden, bijvoorbeeld de volgende.
Moed, intelligentie en kalmte heeft hem gered. Het onderwerp bestaat uit drieën, maar het wordt als een eenheid gedacht. Zo ook: schip en bemanning verdween in de golven.
Moeder zowel als vader was weggelopen. Twee waren er weggelopen. In moeder was weggelopen zowel als vader ziet u het beter. Komt u voor uw taalgevoel niet goed uit de puzzel - niet alleen de aanvoerder maar ook de spelers was/waren blij; zowel de spelers als de aanvoerder was/waren blij - dan doet u beter met de zin anders op te zetten, bijvoorbeeld niet alleen de spelers waren blij maar ook de aanvoerder.
Een groot aantal buitenlanders is/zijn aangekomen. Is aantal een bepaling bij buitenlanders dan zijn, andersom dan is. Er speelt trouwens een verschil doorheen Een groot aantal kisten wordt ingeladen drukt de eenheid uit, het samen ingeladen worden; met een groot aantal eieren liggen daar te verrotten denkt u als het ware aan elk eitje apart. We voelen eigenlijk het meeste voor de meervoudsvorm, want dan is de aansluiting aan een bijvoegelijke bijzin natuurlijker: een aantal buitenlanders die hier zonder paspoort zijn aangekomen. Tegelijk werkt u zich niet in de knoop als u dat aantal moet aanduiden; immers, houdt u het bij de enkelvoudsvorm, dan zou u moeten schrijven over dat grote aantal mensen: wij zagen het bij de grenspaal staan en hadden er medelijden mee, in plaats van het gewone wij zagen ze staan enz. Hetzelfde geldt voor massa, menigte e.d.; boel in het grappige woord een heleboel is al zijn enkelvoudsdwang kwijt: een heleboel kinderen lachen en niet lacht.
2. De aanvoegende wijs is zo dood als een pier. Hij is nog bruikbaar in bijzondere stijlvormen, in verzoekschriften aan de Hoge Raad van Adel, in kookboeken en in gevallen waarin u nadrukkelijk vreemd wilt doen. Goede, oude, heel gangbare staande uitdrukkingen zijn o.a.: dat zij zo, moge, hij ruste in vrede, ware. De bekende woorden op een nota zegge en schrijve, verder tranportere, verzoeke, verblijve zijn geen vormen van de aanvoegende wijs, maar zeer oude vormen van de eerste persoon ik zegge) waarbij ik is weggelaten.
3. Met de namen voor de verschillende tijden van het werkwoord is het niet zo eenvoudig gesteld. Ze stammen trouwens ook uit de periode dat onze spraakkunst gebaseerd was op het klassieke model. Amarem is een Latijns woord; achter de stam am- staat één uitgang. Het Nederlands, zoals overigens vrijwel alle moderne talen, analyseert: ik zou beminnen. De oude naam is: onvoltooid verleden toekomende tijd. Kunt u dat rijmen met elkaar: onvoltooid, verleden en toekomst? Klassiek gevormden zit de regel van de Latijnse consecutio temporum (opvolging van de tijden) wel eens dwars. Zij denken dan dat het Nederlands erg onlogisch is.
4. Er zijn in onze taal ongeveer 170 sterke en onregelmatige werkwoorden. Ze behoren tot ons oudste taalbezit en sommige ervan zijn zeer frequent, bijvoorbeeld zijn, worden, denken, doen, gaan, staan. U weet hierin wel de weg; die paar keuzevormen als woei - waaide, joeg - jaagde, dorst - durfde zijn niet de moeite van een bespreking waard.
Nieuwe sterke werkwoorden worden niet meer gemaakt. Werkwoorden als stofzuigen worden zwak vervoegd: stofzuigde - stofgezuigd; zo ook zweefvliegde - gezweefvliegd, normaal als voetbalde - gevoetbald. Met deze woorden, bijvoorbeeld ook met buikspreken, zijn een groot aantal flauwiteiten te debiteren. De praktijk leert dat ze zo goed als nooit in een andere vorm dan de onbepaalde wijs voorkomen. In de techniek zijn dergelijke woorden gemeengoed, bijvoorbeeld spuitgieten, spinverven, puntlassen, booglassen. Juist aan die technische woorden kan men heel duidelijk zien dat ze geen werkwoorden in de gewone betekenis zijn: er is geen persoonlijke verhouding van onderwerp en gezegde (geen mens zegt ik booglas, zij spinverfden, wel is het deelwoord nodig: gepuntlast); de woorden drukken methodes, procédés uit en zijn veel meer zelfstandig naamwoord dan werkwoord. Daarom moet u niet proberen buikspreken te vervoegen.