Des en der
De vorm des (tweede naamval mannelijk en onzijdig enkelvoud) en de vorm den (derde en vierde naamval mannelijk enkelvoud en derde naamval meervoud) treft u zelden aan. Ze komen nog voor in vaste verbindingen als de heer des huizes, op den duur. Soms is de vorm verschrompeld tot een s-je; we zijn dan gewend met een weglatingstekentje (apostrof) te werken: 's lands wijs 's lands eer, langs 's heren wegen. Heel gewoon is het geworden in bijwoordelijke bepalingen als 's avonds, 's maandags, 's winters. Als u Den Haag 's-Gravenhage wilt blijven schrijven (een verrukkelijk stukje letterfolklore ter verwarring van buitenlanders), schrijf die naam dan goed, dus met het koppelstreepje om aan te geven dat 's alleen bij Graven hoort. Een schrijfwijze als 's-zaterdags is fout, de 's hoort niet alleen bij zater maar ook bij dags.
Het gebruik van der is nog lang niet uitgestorven. Het mag voorkomen voor het meervoud van alle de- en het-woorden en voor het enkelvoud van woorden die met zij mogen worden aangeduid, dus der gekken en der gekheid. Dat hier een uitgebreide kans op fouten aanwezig is, kunt u dagelijks in de papieren wereld vaststellen: de gevaren der strijd, de leden der gemeenteraad, de gevolgen der oorlog, de delen der gravimeter, de besluiten der senaat. De fout is verklaarbaar: niet alleen geven we graag een accentje van deftigheid aan onze schrijfsels door een woord zij te maken, maar ook vinden we steun in het meervoud waar der altijd is toegelaten. Daarom aan iedereen die zich niet heel zeker van de hij-zij-zaak voelt, de raad: schrijf nooit der in het enkelvoud, schrijf rustig van de. U doet daarmede niets onnatuurlijks, integendeel!
Hóórt u dit der dagelijks om u heen in beschaafde taal gebruiken? Voor het argument van de welluidendheid door afwisseling zwichten we niet zo gauw. We zouden overigens de Fransen met hun de en de Engelsen met hun of moeten doen? U moet er een privé genoegen in hebben, het Nederlandse lidwoord van het Duits te scheiden: daarom zou men kunnen proberen altijd van de te schrijven, óók in het meervoud.
De opmerkingen over der hebben ook betrekking op ener, mijner, uwer, onzer, dezer, dier enz. Afgezien van vaste verbindingen en statige stijl, passen deze buigingsvormen niet meer in het Nederlands.
Van de hier en daar nog voorkomende naamvalsvormen van de aanwijzende voornaamwoorden kan diens ons in een enkel geval nog een goede dienst bewijzen. De directeur, zijn secretaris en zijn typiste: is de typiste nu van de directeur of van de secretaris? Als er werkelijk gevaar voor misverstand bestaat, helpt ons diens, want in de directeur zijn secretaris en diens typiste is de typiste van de secretaris. Beperk dit diens echter tot deze gevallen en schrijf in plaats van: ...het