sociale kant: Waarom hebben die Zwitsers zelf geen schildersjongens? Is fr. 5,20 per uur verleidelijk? Hou je er een vakantie in de bergen van over? Waar gaan we heen, als wij arbeiders uit het buitenland lokken en het buitenland arbeiders bij ons aanwerft? Maar dat alles gaat ons geen bliksem aan.
Wij hebben andere vragen:
1. | Kan een schildersjongen Duits lezen, m.a.w. weet hij dat hij een Malergehilfe is? |
2. | Veronderstelt die Zwitserse schildersbaas uit St. Gallen dat de Nederlandse schildersjongens Duits lezen of denkt hij dat Duits de nationale taal in ons land is? |
3. | Heeft dit advertentie-Duits een soort sex appeal, m.a.w. ga je eerder deuren en kozijnen verven in St. Gallen als je in het Duits daarheen wordt verleid in plaats van in het Nederlands? |
4. | Had niemand van de krant die Zwitserse baas of zijn Nederlandse kennis erop attent kunnen maken dat op onze lagere technische scholen (de voormalige ambachtsscholen) geen Duits onderwezen wordt? |
5. | Zelfs al zou die taal hier zo populair zijn, had dan niemand van de krant die advertentiebrenger erop kunnen wijzen dat je uit beleefdheid tegenover het ‘gastland’ beter de nationale taal van dat land kunt gebruiken? |
De gewoonte om in Nederlandse kranten advertenties geheel en al in een vreemde taal te zetten neemt steeds meer toe. We vinden ze in het Engels: glad gepolijste, dikke stukkies met randjes eromheen waarin allerlei engineering men gevraagd worden, zelfs voor fabrieken die in ons eigen land liggen, zij het dan - waarschijnlijk - tot het bezit behorend van buitenlandse, Engelstalige ondernemingen. Dat die engineering people dat Engels kunnen lezen, is - de hemel zij dank - voor de naar mensen hengelende directie ten minste een garantie dat ze een first class knowledge van die taal hebben... We vinden ze in het Frans: die taal is nu eenmaal in staat om ons, houterige, waterige, fantasieloze, saaie, cultuurloze Nederlanders lichterlaaie van hartstocht te verbranden. We vinden ze nu ook in het Duits: Zimmer frei, Frühstück, Malergehilfen: wiens geld men krijgt, diens woord men drukt.
Zo'n gewoonte is - voorzover wij dat kunnen beoordelen - ronduit misselijk, belachelijk, laf. Op zijn minst: ondoordacht en suf. Zij getuigt niet van enig gewoon begrip voor wat een eigen taal in eigen land is. Eigenlijk beledigen de stellers van zo'n advertentie de lezers ermee..., maar dat is natuurlijk niet hun bedoeling.
Wij hebben bij het bladeren in Franse, Engelse en Duitse kranten vastgesteld dat in die bladen vrijwel nooit een geheel vreemdtalige advertenties voorkomt. Evenmin in Zweedse en Italiaanse kranten. Blijkbaar geven wij er niets om, of anders: blijkbaar weten de buitenlanders dat het ons geen lor kan schelen. In de Parkstraat in Den Haag is een kantoor van een Engelse firma; zij geeft per bord aan de muur in het Engels voorschriften waar je moet parkeren. Ieder kan van dit verschijnsel voorbeelden uit eigen omgeving noemen. Wij kennen overigens (allerbeminnelijkste) Fransen die al jaren in Den Haag wonen en rustig bij hun correspondentie in Den Haag aan de Nederlandse P.T.T. op de envelop ter lezing geven: Monsieur (dat is nog tot daaraantoe) X, daar en daar, La Haye! Kunt u zich een Nederlander voorstellen die - in Wenen wonende - aan de Oostenrijkse post op de envelop ter lezing zou geven: aan de heer die-en-die te Wenen?
Wat te doen? Lawe maar niks doen. Lawe alles maar laten zoals het is. Je kunt toch moeilijk een comité ter bestrijding gaan oprichten. Je kunt toch moeilijk verwachten dat iemand van de advertentie-afdeling van een krant zulk soort advertenties zou weigeren. Je kunt toch moeilijk een Tweede-Kamerlid daarover vragen aan de Minister laten richten. Je jaagt zodoende de mensen de stuipen op het lijf, van schrik of van het lachen, want al dat gedoe om de Nederlandse taal is - in veler ogen - lachwekkend.
Maar soms kunnen we het tóch niet laten. En anderen evenmin: immers, in een blad als Ariadne, een reclamevakblad dat men nu heus niet van benepen angst voor buitenlandse talen mag betichten, vonden we een beschouwing over de geheel in het Frans gestelde advertentie van de scheerzeep H pour Hommes en de geheel in het Engels gestelde advertentie van de scheerolie Yardley. (Ariadne, 2 december 1964, blz. 1392). Daarin wordt ronduit genoemd de
‘klinkklare onzin om de tekst volledig in het Frans af te drukken en daarmee negentig procent van de mannen op de tenen te trappen. Datzelfde geldt voor Yardley, die niet de moeite heeft genomen de tekst in het Nederlands te vertalen.’
Die jongens van Ariadne zwaaien niet met een rood-wit-blauwe vlag, ze doen niet uit edele aandrang aan taalzuivering, ze houden zich niet bezig met allerlei vaderlandslievende cultuurbeschouwingen: ze zijn gewoon reclamevaklui, goeie reclamevaklui die weten wat reclame wel en niet kan. En ze zeggen: dat Engels doet geen fluit en dat Frans geen laars: je vangt er geen klanten mee.
Dat lijkt ons een mooi argument: je bereikt er geen zier mee. Die Malergehilfe die zo graag een jaartje in Zwitserland wil werken, wordt ook gevonden als je een schildersjongen vraagt. En als we weten dat het gebruik van Franse scheerzeep ons nog mannelijker maakt dan we al zijn, zullen we zonder dralen ons naar de drogist spoeden om de ‘H voor mannen’ te halen: met ‘c'est net, frais, masculin’ laten de zeepzieders negentig procent van onze mannelijke bevolking ten prooi aan een steeds verdergaande verwijving. Als we weten dat we met die Engelse kin-en-kaakolie die japen in de wanghuid genezen, zullen we dat smeersel niet willen missen, maar nu we moeten lezen dat het spul ‘heals nicks and soothes razor-burn’, zullen we het moeten ontberen. In bittere ernst: die reclamevaklui hebben gelijk: het gaat er in een advertentie om, de lezers wat te zeggen. Dat moet je in de taal van de lezers doen, anders hebben ze er niets aan.