De taal van de Grondwet
Men zou menen dat de taal van de Grondwet volkomen juist moet zijn, te meer omdat ze door zoveel ogen kritisch bekeken is. Toch is deze mening niet geheel te verdedigen. Er staan namelijk hier en daar zinswendingen in de Grondwet, die niet onberispelijk zijn en er komen zelfs wel fouten in voor. Ik zal in het volgende op enkele van deze onjuistheden of onduidelijkheden de aandacht vestigen.
In art. 47 staat: ‘Een wet bepaalt, bij de benoeming van de Regent of bij de aanvaarding van het regentschap door de Prins van Oranje of door de dochter des Konings, die de vermoedelijke erfgenaam is van de Kroon, de som, die op het jaarlijks inkomen van de Kroon zal worden genomen voor de kosten van het regentschap’.
Wat betekent: nemen op? Uit de context kan men wel begrijpen wat de vermoedelijke bedoeling is. Ik neem aan dat deze is: ‘Uit het jaarlijks inkomen van de Kroon zal worden betaald’, maar duidelijk is de uitdrukking niet. Ik heb vóór mij de Grondwet, zoals die in 1963 gewijzigd is. Het zou dus logisch zijn, dat de officiële spelling van 1954 overal was gevolgd. Dit blijkt niet het geval. Op verscheidene plaatsen komt de spelling van de Grondwet niet met de officiële spelling overeen. Ik noem als voorbeelden art. 91: ‘De Tweede Kamer bestaat uit honderd en vijftig leden’ en art. 92: ‘De Eerste Kamer bestaat uit vijf en zeventig leden’. De officiële spelling eist dat deze telwoorden aan elkaar worden geschreven.
Merkwaardig is dat art. 94 zegt: ‘Om lid der Tweede Kamer te kunnen zijn wordt vereist, dat men Nederlander of door de wet als Nederlands onderdaan erkend zij, de ouderdom van vijfentwintig jaren vervuld hebbe.’ Hier vinden we dus een telwoord dat wèl volgens de voorgeschreven regel is gespeld.
In art. 86 staat: ‘Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot Minister te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geen persoon, onder wat naam of voorwendsel ook, enige giften of gaven beloofd of gegeven heb.
Ik zweer (beloof) dat ik om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk’.
Men kan niet zeggen dat het woord ‘hoegenaamd’ in de aangehaalde zin onjuist is, maar wel is het ongewoon en ouderwets. In overeenstemming met de vorige alinea had men m.i. liever moeten schrijven: om wat dan ook in deze betrekking te doen of te laten en ‘niemand wie dan ook’. Deze opmerking geldt ook voor art. 97, waarin gesproken wordt over de eed, die de leden der Tweede Kamer moeten afleggen.
Art. 90 spreekt over het kiesrecht; een zinsnede uit dit artikel luidt: ‘en zij die van de ouderlijke macht of de voogdij over een of meer hunner kinderen ontzet zijn’. Men zegt wel: ‘ontzetting van de bevoegdheid om bij de gewapende macht te dienen’. Maar ik geloof niet dat men kan spreken over: ontzetting van de ouderlijke macht.
Art. 103 luidt: ‘Niemand kan tegelijk lid der beide Kamers zijn. Die tegelijk tot lid van beide Kamers is gekozen, verklaart welke dier benoemingen hij aanneemt’.
Wanneer men ‘hij die’ vervangt door één woord, dan moet dit ‘wie’ zijn en niet ‘die’.
Art. 117 luidt: ‘De stemming over personen voor de benoemingen of voordrachten in de Grondwet vermeld, geschiedt bij besloten en ongetekende briefjes.
In de eerste plaats geloof ik dat het juister zou zijn achter personen een komma te plaatsen. Maar bovendien lijkt mij besloten briefjes onjuist. Het woord besloten heeft nooit de betekenis, althans in het moderne Noordnederlands, van gesloten.
Art. 1244 luidt: De Eerste Kamer der Staten-Generaal geeft aan de Tweede Kamer kennis, dat zij zich heeft verenigd met het voorstel betrekkelijk... op de... aan haar door de Tweede Kamer toegezonden’.
Heeft het woord ‘betrekkelijk’ in het moderne Nederlands de betekenis van ‘betreffende’? Ik geloof het niet. Hebben we hier niet te doen met een verkeerde vertaling van het Duitse ‘bezüglich’?
In art. 128 komt het woord ‘betrekkelijk’ in dezelfde betekenis voor.