Niet zo somber
In het vorige nummer van O.T. stond een beschouwing over het Nederlands van onze middelbare scholieren. De schrijfster ervan is zelf lerares en voor haar deskundigheid en ervaring - ik neem aan dat ze al vele jaren les heeft gegeven - moet ik natuurlijk mijn hoofd buigen: ik heb zelf wel de middelbare school gevolgd (vijfentwintig jaar geleden) maar nooit les gegeven, ik zou dat ook niet kunnen. Les geven in het gebruik van je moedertaal lijkt mij heel, heel moeilijk. Als ik zelf ooit zou moeten kiezen, zou ik liever les geven in bijvoorbeeld wiskunde, want in dat vak kun je - dat vermoed ik althans - eerder de bokken van de schapen scheiden.
Voor het bedoelde stuk van de lerares heb ik veel waardering, maar het lijkt mij te somber. Ik zou het graag voor de leerlingen willen opnemen. Zelf heb ik drie kinderen op de middelbare school: ze behoren tot de gewone, goede middenmaat. Kinderen tussen de twaalf en de zeventien jaar verkeren niet alleen lichamelijk, maar vooral geestelijk in een stormachtige groeiperiode. Gun ze toch de zwarte truien en het gedweep met de beatles, ze hoeven toch nog geen volwassenen te zijn! Ze hoeven ook nog geen Nederlands te spreken en te schrijven dat lijkt op het proza van Potgieter. Mij dunkt dat de lerares veel te vroeg de vruchten van haar onderwijs wil plukken. Taalvaardigheid leer je toch niet zoals je de honderden woordjes Engels, Duits enz. erin moet stampen; het kweken van taalvaardigheid is - dacht ik - een langzaam proces. Niemand mag van zestien-, zeventienjarigen verwachten dat ze zich uitdrukken als met staatsprijzen bekroonde essayisten. Laten ze zich juist in die jaren (onder leiding van een goede leraar) toch een weg zoeken in de uitdrukkingsmogelijkheden! Natuurlijk praten en schrijven ze nogal eens na - en dan soms verkeerd - wat ze van volwassenen horen en lezen: ze willen gewichtig doen en dat loodzware referendarissen-Nederlands past hun nu eenmaal (nog) niet.
Ik wil er niet voor pleiten dat de leraren alles maar goed vinden. Natuurlijk niet. Ze moeten streng zijn: veel doorstrepen, opnieuw laten maken, en vooral: wegen ter verbetering aangeven. Aan dat laatste ontbreekt wel eens iets (dacht ik, ik wil heel voorzichtig zijn, want onderwijs is mijn vak niet). Kinderen krijgen op: thuis een opstel maken over een of ander onderwerp. Ze doen het (meestal met tegenzin). Ze leveren het in. Krijgen een 5 of een 6 - of een 6. Soms een 7... De leraar levert kritiek in de les: dit is niet goed, dat is niet goed. Afgelopen. Twee maanden later: kinderen krijgen op: thuis een opstel maken over enz. (zie boven).
Uiteraard zal een leraar zeggen: dan moeten de leerlingen maar veel lezen, alleen door lezen krijg je taalvaardigheid. Mijn antwoord: niet alle kinderen van die leeftijd hebben veel zin in lezen. Oudere literatuur vinden ze nogal eens te ‘zijig’ of te ‘flauw’ en nieuwere literatuur...? Ieder kind gaat - en dat is maar goed ook - zijn eigen weg: hij leest toch wat hij wil. Dat hebben wij vroeger ook gedaan. Maar moeten wij als ouders aan onze 12-17-jarige kinderen nu met opzet romans in handen geven die onverbloemd allerlei sexuele problematiek behandelen? Ik weet het niet. Prikkeling kan heilzaam zijn en het is een voordeel dat de opvoeding in deze zaken niet meer zo versluierend en half-huichelachtig is als dat vroeger soms het geval was. Maar aan de andere kant: moet ik het veertienjarige meisje dat het stadium van de bakvissen-verhaaltjes voorbij is, een boek in handen geven dat rauw alle narigheid tussen de geslachten voorschotelt? Ik weet het niet. Als je goed Nederlands wil schrijven, moet je veel lezen... Maar dacht u dat onze kinderen