Saves
Is een uitspraak als saves (voor 's avonds) fout of slordig of onbeschaafd? Voor men hierop een antwoord geeft, moet men zich er eerst van bewust zijn dat men, door zo'n klank als saves te isoleren en te drukken met s-a-v-e-s, eigenlijk iets onnatuurlijks doet. In een normaal gesprek van beschaafde mensen zal te midden van de duizenden lettergrepen dat tweetal sa-ves geen enkel kwaad doen. De ‘verzwakking’ van de onbeklemtoonde lettergreep met de o tot de e is een gewoon verschijnsel in onze taal; men kan het mooi of lelijk vinden, in de ene omstandigheid geoorloofd, in de andere afschuwelijk, het verschijnsel bestaat.
De slot-s, in plaats van de -nds, is een geval van assimilatie, gelijkmaking van klanken, die invloed op elkaar uitoefenen ‘Assimilatie’ is trouwens zelf al een voorbeeld: het Latijnse voorvoegsel ad + similis, gelijk. Men onderscheidt een tweetal mogelijkheden:
1. Assimilatie van plaats. De plaats van de klankvorming verandert, de klank kan geheel wegvallen, als hij een te moeilijke mondstand vergt. Voorbeelden: kistje, feestje (de t wordt in het algemeen niet uitgesproken, of liever er wordt, uitgaande van het grondwoord kist, feest, een t geschreven die niet gesproken wordt), schoonmaak (= schoom-maak), onbehoorlijk (ombe...), ongedaan (ong-gedaan).
2. Assimilatie van stem. Onderinvloed van een klank (er voor of er achter) verliest de klank de stem, d.w.z. trillen de stembanden niet mee, of krijgt de klank stem, gaan de stembanden dus meetrillen. Voorbeelden: met z ijn acht z onen (sijn, sonen), door slaapbevangen (...aab-be...), stropdas (bd), gekdoen (k als g van garçon).
Verzorgd spreken, dat wil ook zeggen de gewone assimilaties toepassen. Taalverzorging is vrijwel altijd de middenweg, de gulden regel: niet te veel naar links, niet te veel naar rechts. De moeilijkheid gaat komen bij sprekers, die hun tekst voor zich op papier hebben en nu eens heel precies zullen uitspreken wat er staat. Alle n's komen er keihard uit: de mense n werke n. Als de gewone beschaafde assimilaties veronachtzaamd worden, gaan de echte fouten komen.
‘Veertig, vijftig, zestig, zeventig’ heus met een f en een s en niet met een v of z. Nog erger wordt het natuurlijk, als we lezen: met v eertig. De v zou door assimilatie in elk geval een f moeten zijn. (Waarom het is v ier en f eertig enz. is een hoofdstuk apart; het komt hierop neer, dat vóór zeventig en tachtig enz. vroeger een woordje stond, waarvan in t achtig nu nog een overblijfsel te zien is.)
De sprekers in het openbaar, die wij op het oor hebben, dienen bijzonder op hun hoede te zijn. Zij immers doen extra hun best. Het middel om tot een beschaafde uitspraak te komen moge dan niet erger zijn dan de kwaal van het onbeschaafde spreken, gekunsteld, gemaakt, gewild, gewrongen is hun taal-van-het-papier wel. Als de gewone mannen hatelijke opmerkingen krijgen, mogen wij de buitengewone heren een paar zachte vermaningen niet sparen. Bij sommige van deze heren gaat het de kant op van de 18e-19e eeuwse hyperkeurige uitspraak ‘jon-ge-lin-gen’, waartegen Bilderdijk en Multatuli van leer trokken. Ze betoogden terecht dat niet eerst de spelling komt en dan de klank, maar andersom.
De taalklanken zijn in de geschiedenis aan verandering onderhevig geweest en ze zijn het nog. Door het vastleggen van deze klanken in een spellingbeeld gaat deze verandering echter langzamer. Deze rem wordt nog sterker, als het gehele volk heeft leren lezen, als de volksontwikkeling daarmede op hoger peil komt. Het eigenaardige is dan, dat de spelling de klank gaat veranderen! Zó wordt het woord geschreven, dus zó moet het worden uitgesproken... Uit oude tijden overgeleverde spelvormen roepen een verkeerde uitspraak op: heir, Oisterwijk. De i was het teken voor de ‘verlenging’ van de voorafgaande klinker: er moest dus gesproken worden: ee, oo. Van sprekers, die zo overtuigd zijn van hun beschaafde uitspraak, zal ieder wel eens gehoord hebben: h-ei-r! De schrijftaal uit Zuid-Nederland is van grote invloed geweest op het Hollands. Vormen die in Holland normaal waren, verdwenen voor de ‘sjieke’ Brabantse spelling: ‘brocht’ en ‘docht’ verloren het van ‘bracht’ en ‘dacht’!
Ouders zullen het verschijnsel kennen, dat hun kinderen van de lagere school, zo keurig-netjes de letters lezen: h-e-t p-aa-rd, ee-n b-oe-k. Niet ‘ət’ (de ə is het teken voor de z.g. stomme e) maar h-è-t, niet ‘ən’ maar ‘éé-n’, terwijl in het gewone Nederlands ‘hèt’ alleen maar in een geval als ‘dat is hèt boek’ (= het enig juiste boek) gekend wordt. Dit typische boekentoontje behouden tallozen, ook ontwikkelde volwassenen, als zij in het openbaar luidop lezen c.q. op die manier een redevoering houden. Bestond er in onze spelling een algemeen aanvaard teken voor deze ə dan was er geen moeilijkheid. Het compromis (zegt u -ie of -is?) in de spelling, nl. 't en 'n is in zekere zin een onding, het is geen t of n en het teken' doet ons denken, dat er iets ‘weggevallen’ is (zoals in ‘... in d'ad'ren vloeit’), terwijl dat nu juist níét zo is.
Wij hebben wel eens meer opgemerkt, dat in zake van verzorgde Nederlandse uitspraak er, strikt genomen, geen vaste regels bestaan. Maar dit neemt niet weg, dat ieder van ons zoveel natuurlijke smaak en taalgevoel heeft, dat hij kan weten, welke klank ermee door kan en welke niet. Taalkundig beschouwd, is ‘senewe’ (zenuwen) een normale uitspraak (in de Middeleeuwen spelde men overigens ook zo), voor het gehoor van de meeste Nederlanders is het nu afschuwelijk en ...daarmee is het debat gesloten.
‘Zakdoek’, nemen wij aan als ‘zag(garçon!)-doek’ maar niet als ‘zaddoek’, maar een ‘vaatdoek’ wel als een ‘vadoek’, zoals we lang geleden al gesproken èn gespeld hebben ‘litteken’ in plaats van ‘lik-teken’. Wij noemden de uitspraak ‘kisje’ voor ‘kistje’ goed, maar ‘je-vergis-je’ voor ‘je vergist je’?
Nochtans is er een gevolg van de uitspraak volgens de letter, dat we blijde begroeten. We schreven reeds dat de Nederlanders er ongemerkt toe overgaan de volle klinkers in zwakke positie te verdoezelen tot droge, neutrale ə's (stomme e van wand-e-l-e-n). Tabak 〉