U vraagt
soms een taalvraag waarop wij met Minister Luns moeten antwoorden: ‘Dat is lang niet onmogelijk, zelfs zeer waarschijnlijk, hoewel niet zeker.’ □ Zo'n vraag was of minister met een hoofdletter moet. □ Mooi en origineel was de overtreffende trap van grotesk die een weekblad ons leerde; het had het namelijk over de elefanteske reacties van sommige kranten. Dat wil zeggen de kranten hadden van de mug een olifant gemaakt. □ Oecumeens gaat niet. Het komt van het Griekse oikoumenè (= de bewoonde wereld); dus oecumenisch zoals irenisch bij het Griekse eirènè (= vrede). Roemenië met Roemeens gaat terug op een Latijnse vorm op -ia. Logica is in dit alles niet te vinden. □ De ruimtevaartster zijn we nog niet kwijt. Een vrouw die in de ruimte vaart zou een vaarster zijn. Of een vaardster? Het laatste lijkt ons niet in overeenstemming met de diender en de dienster. De d komt achter de r voor een er: zwaar, zwaarder. □ Nog eens denken aan het verschil tussen ‘niet het minst’ en ‘niet in het minst’. Voorbeelden: hij toonde zich niet in het minst (= helemaal niet) beledigd; hij was beledigd, niet het minst (= vooral) door mijn lachen. □ U moogt fouten in uw geschriften schrijven, wij nooit. Zo stond in Onze Taal: ‘In Zwitserland is het aantal afhankelijk van de kantons en halfkantons en wisselt van 4 tot 7 uren per week.’ Vier bezwaren zijn tegen deze onnozele zin gerezen. Moet zijn: ‘In Zwitserland is het aantal niet in alle kantons en halfkantons hetzelfde; het bedraagt van vier tot zeven uren per week’. □ En ‘onderscheidenlijke moerstalen’ moet ‘onderscheidene’ zijn.
□ Iemand zegt dat zijn leraar (in Amsterdam) altijd zei als zijn leerling ‘vaak’ zei: ‘zeg jij “vaak”? Kom jij soms uit Zwolle?’ Wat kan die leraar bedoeld hebben? □ Vullertje dat wij zo aardig vonden, is gewoon uit het Engels vertaald: a filler = (blad)vulling. Het kan ook zijn ‘boekvulling’; een deel van Reader's Digest Condensed Books bevat bijvoorbeeld vijf verkorte romans en ‘one short filler’; dit kan zijn een novelle of een sterk verkorte roman, opgenomen om het deel de vereiste omvang te geven. □ Het spijt ons werkelijk maar we zien geen verschil in betekenis tussen ‘de modellen die hij getekend heeft’ en ‘de modellen die hij heeft getekend’. U moet niet gaan fantaseren dat in de eerste zin ‘getekend’ meer nadruk heeft dan in de tweede. Wel verschil zien we in ‘ik geloof dat het raam gesloten is’ en ‘ik geloof dat het raam is gesloten’. Het is heel subtiel en ieder mag het te ver gezocht vinden: in het eerste is het raam dicht en in het tweede heeft iemand het raam dicht gedaan. Het eerste deelwoord heeft een bijvoeglijk aspect (is achter gesloten) en het tweede een werkwoordelijk aspect (is voor gesloten). Maar je mag ook is achter gesloten zetten als je een werkwoordelijk aspect bedoelt. Daarmee staat alles weer op losse schroeven. □ Een slecht onderwijzer is iemand die wel slecht (bijwoord) onderwijst, maar een hart van goud kan hebben. De onverbogen vorm van het bijvoeglijk naamwoord, waar je een verbogen vorm (slechte) zou verwachten, komt nogal eens voor als je niet de kwaliteit van ‘de mens’ maar van ‘wat hij doet’ wilt aangeven. Een slim voetballer is iemand die slim voetbalt maar thuis misschien nog niet tot tien kan tellen. □ Zo kun je zeggen: hij is wel een
knappe schrijver maar geen knap schrijver. Met een knap meisje gaat dit niet op, want het is het en niet de meisje. Je kunt het hebben over een beroemd zangeres; zij is beroemd door haar zingen. Een tevreden echtgenoot zou over zijn vrouw misschien kunnen zeggen: ze is een voortreffelijk huisvrouw. Onmogelijk kan hij zeggen: zij is een voortreffelijk vrouw, want vrouw wekt niet de gedachte van een functie, een beroep, een werkzaamheid op. Man schijnt dit wel te doen, want een tevreden vrouw die van haar man zegt: ‘Ik heb een voortreffelijk man’, lijkt ons nog niet direct stuntelig Nederlands te spreken. □ Er zit heel wat achter die keuze van uitgang - géén uitgang. Gorter had het over ‘menig moe man die zijn avondmaal nam’ en Leopold dichtte ‘om mijn oud woonhuis peppels staan’. Hadden ze moeten schrijven moeë en oude? □ Tussen de laatste drie vierkantjes vindt u nu een van die dingen die bewijzen dat je een taal niet na twintig lessen kunt beheersen.
Denk aan uw contributie of abonnementsgeld voor 1964!
Administratie Onze Taal, postgiro 529740 Leiden.