Niet te voorzien
De man is ziek - de zieke man; de tegenslag is te voorzien - de te voorziene tegenslag. Is er iets tegen deze redenering? De verbinding ‘is te + onb. wijs’ is al menigmaal in ons blad besproken. De conclusie luidde altijd: goed Nederlands in de betekenis ‘kan worden’; een gebiedende wijs (moet worden) hebben we afgekeurd, ondanks het feit dat deze verbinding (het raam is te sluiten) niet direct uit het Duits stamt. Het nu in bepaalde stijl veel voorkomende ‘zijn te + onb. wijs’ kwam vroeger veel minder voor; ‘staan te’ (dat staat te bezien) was veel gebruikelijker. ‘Staan te’ is nu nog in zwang met de datief voor de betrokken persoon (dat staat ons te doen) en in enkele vaste verbindingen: staat te vrezen. te verwachten, te betwijfelen, te bezien. Ook bij deze verbindingen heeft ‘staat’ al terrein moeten afstaan aan ‘is’.
De verbinding ‘zijn te’ is de aanleiding geweest de onb. wijs gelijk te stellen met een z.g. naamwoordelijk deel van het gezegde - de man is ziek - en langs deze trap van overeenkomst kwam men er toe de onb. wijs als bepaling vóór het zelfst. naamw. te gebruiken. Eerst los er achter ‘het besluit’, te nemen bij enz.’ (reeds bij Hooft te vinden), dan er geheel voor ‘het te nemen besluit’.
Dit laatste gebruik is pas in de achttiende eeuw ontstaan. In de gewone omgangstaal is de constructie nooit goed doorgedrongen. Ze blijft min of meer stadhuisstijl, vooral als er nog nadere bepalingen bijkomen: de door de commissie van bijstand voor het einde van deze maand in te dienen voorstellen... Dergelijke Latijn-achtige kanselarij-uitdrukkingen kan men beter omschrijven met een bijv. bijzin: de voorstellen, die de commissie enz. Wij gebruiken met opzet het woord ‘Latijnachtig’, omdat we gerust kunnen aannemen, dat het Latijn onze kanselarijtaal heeft beïnvloed. Het Latijn kent, ten overvloede, een verbogen vorm van de onb. wijs.
Er is hierbij nog een spraakkunstige eigenaardigheid, we kunnen zeggen: de beslissing is spoedig te verwach-