Onze Taal. Jaargang 32
(1963)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||
[Nummer 11] | |||||||||||||||||||
Spanning in de zinEen veel gehoorde klacht van Engelstaligen die Nederlands leren, is dat je nooit weet wat de kern is van een Nederlandse zin (dus ‘waar het nou eigenlijk om draait...’) voordat je de zin geheel hebt gehoord of gelezen. Die klacht lijkt onredelijk, maar is dat niet. Globaal gezegd komt het erop neer dat er in een Nederlandse zin een ‘spanning’ is tussen twee ‘polen’: de ene pool heeft als noodzakelijke aanvulling de andere, maar voordat de andere genoemd wordt, kunnen en mogen allerlei andere delen van de zin staan. ‘Ik ga’ eerste pool, ‘naar de Veluwe’ tweede pool. ‘Ik ga naar de Veluwe’ levert geen probleem op. Let evenwel eens op de volgende toevoegingen.
Je weet nooit direct in het begin ‘waar je aan toe bent’, je moet dikwijls tot het laatste woord van de zin wachten dat de oplossing van de spanning zal geven. Dit geldt in het klein: ‘(1) Hij is vanmorgen helaas doodziek (2) aangekomen.’ Pas het woord ‘aangekomen’ geeft de sleutel tot de zin: het had ook geworden, thuisgebracht, gaan werken of iets anders kunnen zijn en dan was de betekenis gewijzigd. Het principe geldt ook in het groot (meestal in de geschreven taal): ‘(1) Geen enkele bezoeker zal ondanks het feit dat ten gevolge van een wat krappe behuizing het laboratorium voor scheepsconstructies langzamerhand op een overvol pakhuis gaat lijken, de grote trek-drukbank die immers het grootste deel van het vloeroppervlak in beslag neemt [en nu gaat eindelijk komen wat die geen enkele bezoeker zal!] (2) over het hoofd zien.’ Een zin uit een onlangs krantebericht: ‘Onbekenden hebben een zwerfsteen van bijna vijftienhonderd kilo, die in de bossen lag en die volgende week zaterdag met veel feestelijk vertoon op het Kerkplein in Geysteren zou worden geplaatst, weggesleept.’ (1-11-1963) Deze spanning in de zinsbouw is een voornaam kenmerk van de Germaanse talen; zij geeft aan die talen daardoor een geheel eigen bekoorlijkheid. Mits goed toegepast, kan dit principe de welluidendheid, het ritme en de melodie van de zin bevorderen. Sommigen zien zelfs in deze Germaanse zinsbouw de drang tot synthese tegenover de neiging tot analyse in de Romaanse zinsbouw. ‘Ik heb gisteren slakken gegeten’ is een mededeling die ‘omsluit’, die pas als een eenheid opgevat kan worden als het laatste woord geklonken heeft; ‘j'ai mangé des escargots hier’ splitst het feit: ik heb gegeten (wat?) slakken (wanneer?) gisteren. Wegens de talloze variaties die men in de Germaanse zinsbouw kan aanbrengen, lijkt ons deze soepeler dan de Romaanse, maar misschien is ons oordeel vertroebeld door vaderlandsliefde.
Het NederlandsGa naar voetnoot1) kent o.a. de volgende omsluitingen:
| |||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||
Het schema is dus voor een gewone zin met onderwerp en werkwoord:
Varianten zijn in groten getale mogelijk. Ook de toevoegingen zijn onderworpen aan een bepaalde volgorde, maar wij gaan hierop nu niet verder in. Onderzoek maar eens wat u kunt doen met een zin als: (1) hij wil vandaag natuurlijk niet de hele dag op zijn grootmoeder uit Middelburg (2) zitten te wachten.
Boeiend is zo'n mozaíek maken van woorden. Voor de stijl - speciaal voor de stijl van de informatie - is dit spel met varianten in de woordschikking van groot belang. In de jongste troonrede stond de zin: ‘De door de Tweede Kamer beoogde verandering in de procedure van de begrotingsbehandeling, waartoe dit jaar wederom een proef zal worden genomen kan mettertijd het overleg over deze keuze verbeteren.’ De zin is niet zo gemakkelijk om te lezen en zeker niet (waartoe hij bestemd is!) om voor te lezen. De eerste pool de verandering behelst zelf al een spanning: de (1) door de Tweede Kamer beoogde (2) verandering + een toevoeging ‘waartoe enz. worden genomen’; dan pas de persoonsvorm en dan na zes woorden de tweede pool verbeteren. Er zijn veel voorstellen ter verbetering mogelijk: De Tweede Kamer zal dit jaar enz. Deze verandering kan enz. Het ligt hier niet in onze bedoeling om ons tegen de lange zin op zichzelf te verzetten. Zo'n lange zin kan zijn bestaansrecht hebben, zeker in bijvoorbeeld teksten van wetten en verordeningen; immers, het is de tragedie van de schrijvers dezer teksten dat zij altijd rekening moeten houden met de bedriegers en de slimmelingen die naar gaten in de tekst speuren waardoor ze kunnen ontsnappen aan de dwang van het voorschrift. Wel willen wij uw aandacht erop vestigen dat door een handige verschuiving van toevoegingen en noodzakelijke aanvulling de tekst veel ‘leesbaarder’ wordt. In een populair boek over letterkunde staat: ‘De middeleeuwer had door middel van reisbeschrijvingen (Marco Polo), vertalingen van Byzantijnse werken en soms ook door eigen aanschouwing (de Kruistochten) het uitgestrekte gebied dat ergens in de Balkan begint en geen grens oostwaarts schijnt te hebben, leren kennen.’ Pool 1 is ‘de middeleeuwer had’, pool 2 ‘leren kennen’; daartusen staan 34 woorden. De zin behoeft niet in stukken te worden gebroken, evenmin behoeven woorden eruit gegooid te worden. U moet alleen maar iets verschuiven: ‘Door middel van reisbeschrijvingen enz. had de middeleeuwer het gebied leren kennen, dat ergens in de Balkan enz.’ De twee polen staan nu dichter bij elkaar en de zin is - althans dat dunkt ons - veel gemakkelijker geworden. Als vuistregel kan men aanvaarden dat bij een lange zin met samengestelde tijden de twee polen van de zin zo dicht mogelijk bij elkaar moeten staan. Dus niet: (1) - andere delen - bijzin - (2), maar (als dat tenminste mogelijk is): (1) - andere delen - (2) - bijzin. Of in woorden: niet: Wij hebben drie maanden geleden het laboratorium dat met overheidssubsidie voor dit doel gebouwd is, bezichtigd; maar: Wij hebben drie maanden geleden het laboratorium bezichtigd dat speciaal voor dit doel gebouwd is. Andere voorbeelden van dichter-bij-elkaar-plaatsing zijn: niet: wij kunnen ons met de voorstellen die ons vanwege uw bestuur gedaan zijn, niet akkoord verklaren, maar: wij kunnen ons niet akkoord verklaren met de voorstellen die ons vanwege uw bestuur gedaan zijn; niet: hij is volgens de bepalingen in dit reglement, goedgekeurd in de vergadering van 7 augustus 1963, voor de schade aansprakelijk, maar: volgens de bepalingen in het reglement, goedgekeurd in de vergadering van 7 augustus 1963, is hij aansprakelijk voor de schade.
Het is de goede gewoonte om in een zg. antwoordbrief aan te knopen aan de ontvangen brief en de inhoud daarvan nog eens kort samen te vatten. Voorbeeld: Hierbij delen wij u in antwoord op uw brief d.d. 19 november jl. waarin u ons om inlichtingen betreffende het geval Adams verzocht, mede, dat wij tot onze spijt aangaande deze kwestie geen inzage in de bij de heer A. berustende stukken gekregen hebben. Ziet u de twee omsluitingen? Delen wij - mede, wij - hebben. In de eerste omsluiting zit weer opgesloten: (waarin) u - verzocht. Grammaticaal is de zin volkomen in orde. Stilistisch kan de zin beter. Daartoe moet de spanning tussen de polen telkens wat minder worden. Bijvoorbeeld: In antwoord op uw brief d.d. 19 november jl., waarin u ons verzocht om inlichtingen betreffende het geval Adams, delen wij u mede dat wij tot onze spijt geen inzage hebben gekregen in de bij de heer A. berustende stukken. Natuurlijk kan de zin ook geheel in stukken geknipt worden; hij is dan in elk geval duidelijker. Bijvoorbeeld: In uw brief d.d. 19 november jl. verzoekt u ons om inlichtingen betreffende het geval Adams. In antwoord daarop delen wij u het volgende mede. Tot onze spijt hebben wij geen inzage gekregen enz. Het is echter de vraag of zo'n verknipping altijd moet worden aanbevolen. |
|