Ons nieuwe hondje
We hebben weer een nieuw hondje en iedereen leeft mee, iedereen roept zijn naam en zo vaak dat nu al valt te voorspellen, dat we er binnenkort allemaal genoeg van zullen hebben. We kunnen dan die naam niet meer horen.
Het hondje heet ‘Wereldwijd’. Het is zelf populair bij de wijsgeren. Een dezer schrijft: ‘In de wereldwijde wijsgerige discussie die momenteel plaats vindt...’ (Internationale Spectator, juli '63, blz. 341). Elders lezen we: ‘Hier staan we allen, aldus prof. Tellegen, voor een wereldwijde opdracht.’ (Maandbericht van het Instituut voor Industriële Vormgeving, juli/aug. '63, blz. 9). Er is een landelijke actie geweest die zich ‘Wereldwijd’ noemde. ‘Wereldwijd’ wordt gebruikt als bijwoord: ‘we gaan hulp verlenen, wereldwijd!’ Kamerleden kennen het hondje ‘Wereldwijd’ ook al. Dat dit hondje-van-een-woord nog niet in Van Dale staat, is natuurlijk helemaal niet erg voor ons, op z'n hoogst voor v.D. Wel hinderlijk is, dat opeens iedereen ‘Wereldwijd’ roept. Dit toont twee dingen aan: dat zelfs filosofen modehondjes op schoot nemen en bovendien, dat het verschijnen van een nieuw Nederlands woord in ons Nederlands taalgebruik zo'n opvallende gebeurtenis is, dat iedereen het terstond in de gaten heeft. Het gaat ermee als met het nieuwe, jonge hondje in een gezin met kinderen: het dreigt doodgeknuffeld te worden.
Er is tenslotte nog een kleine bedenking. Is ‘Wereldwijd’ wel helemaal Nederlands van afkomst? Het Engels kende allang ‘worldwide’.
J.B.