Meer- en enkelvoud
De opmerking over het kwasi-Latijnse meervoud vademeca heeft ons een vraag bezorgd over het meervoud van album. Is er iets op tegen om alba te gebruiken? Nee, strikt Latijns gesproken, is alba het meervoud van album. Hebt u de beschikking over een Latijns woordenboek, dan kunt u het woord opzoeken. Albus is een bijvoeglijk naamwoord, betekent wit en album is een onzijdig zelfstandig naamwoord, meervoud alba, betekent o.a. wit bord voor openbare kennisgevingen, in het bijzonder naamlijst. Tegenover dit, dus correcte, alba staat alleen het nuchtere feit dat deze vorm in ons land nooit gebruikt wordt. Men zegt hier altijd albums en daarmee uit. Het woord schijnt in de negentiende eeuw via het Duits en het Frans hier gekomen te zijn. Mogelijk werd, juist in navolging van die talen, hier de gewone meervoudsvorm genomen. Wie nu alba gebruikt, loopt het gevaar voor een aansteller of een onwetende beschouwd te worden.
Iets van de klassieke talen weten, staat altijd goed; vooral tegenover de wel heel erg misdeelde volksgroep die niet de gelegenheid heeft gehad om deze talen op school te leren. Maar zij die zich zo op klassieke opvoeding laten voorstaan, hebben eigenlijk weinig begrepen van de geest die uit de klassieke schrijvers spreekt. Het is ronduit misselijk dat dezulken tegenover de misdeelden blijven geuren met dogmata, indices, collegae, themata. In wetenschappelijke geschriften moge zo'n klassiek meervoud op zijn plaats zijn, in gewoon Nederlands geve men de voorkeur aan dogma's, indexen, collega's, thema's.
De -us wordt in het meervoud een -i: musici, critici, chemici, technici. De vernederlandsing: -cussen wil er niet in; zij klinkt waarschijnlijk lelijk. Maar bij prospectus en cursus en lapsus moet u wel wel naar -ussen gaan; prospecti, cursi en lapsi zijn geen Latijn! Degenen die lapsus gebruiken, zullen vermoedelijk wel Latijn geleerd hebben; het woord (betekenis: fout, vergissing) is niet algemeen bekend.
Nu sinds enige tijd doctorandus een titel is geworden die de wet toelaat, duikt het meervoud doctorandussen op. Mooi is dat vijflettergrepige woord met zijn ussenuitgang niet; het enige redmiddel is de vorm op -i. Vervrouwelijking met -a is blijkbaar niet nodig. We kennen ook de (vrouwelijke) meester in de rechten en de (vrouwelijke) ingenieur met hun titels mr. en ir. Men moet zich er maar bij neerleggen dat er soms wel (rectrix naast rector), soms niet (professor) een vrouwelijke vorm in zwang is. Van een man zeggen we dat hij een uitstekend musicus is; zouden we van een vrouw zeggen: zij is een groot musica? In academische kringen zijn vrouwelijke vormen als medica, classica, botanica niet ongebruikelijk. Maar zouden we van een vrouwelijke ingenieur zeggen dat ze een goed technica is? Op iedere middelbare school is een neerlandicus aanwezig; zou het nu werkelijk heel onopgevoed zijn als we de lerares Nederlands die doctorandus is, ook een neerlandicus gingen noemen? (Tegen dat pseudo-Latijnse neerlandicus heeft vooral prof. Heeroma gegronde bezwaren. Hij stelt voor: nederlandist. Dan zijn we dat vreemde ‘neer-’ kwijt en dan past het woord in de serie: anglist, germanist, slavist enz. Tegenover het buitenland schijnt de term neerlandicus wat lachwekkend te zijn. Voor zover we weten, hebben de neerlandici de term nederlandist niet overgenomen. Jammer.) De Latijnse meervoudsvorm op -es wint het in woorden als bases, doses en crises. Het Nederlandse basissen, dosissen en crisissen heeft niet al te veel ingang gevonden. Maar in de sport kan junioren en senioren wel; zij die het beter weten, maken daarvan juniores en seniores. Van rector is zowel een Latijnse als
Nederlandse meervoudsvorm gebruikelijk: rectores, rectoren. De curator (belangrijke naam in de gymnasiale en academische wereld) heeft als meervoud uitsluitend curatoren. Hetzelfde geldt voor professor. En de censor, promotor, coadjutor, mentor, corrector, senator?
De kenners van de klassieke talen hebben het op dit punt wel wat gemakkelijker dan de anderen. Zij weten direct het meervoud van specimen en volumen: specimina en volumina. Zij gebruiken spelenderwijs de oude vormen: dogmata, paradigmata, stigmata, traumata en themata. Het moet ons evenwel van het hart dat we de kenners liever gewoon zien doen. Ze kunnen er alvast blij mee zijn dat we de stapelvormen gymnasia's, centra's en data's afgeleerd hebben. Waarom dan wel