Kijk goed, er staat wel wat er staat!
Als ergens staat: ‘ze kwamen om vier uur het statoin binnen’, zal niemand daar iets anders uit kunnen lezen dan dat die ‘ze’ om 16.00 (of heel misschien om 4.00) het station binnenkwamen. Maar verwarrender wordt het al, wanneer de demon van de zetterij het station in een stadion heeft veranderd. Want een statoin ‘kan’ niet, maar een stadion kan wel.
Wie schrijft, moet altijd bedenken: wat er staat, dat staat er. Dat geldt niet alleen voor letters, maar ook voor woorden. Een verkeerd woord, een verkeerd geconstrueerde zin - als ze niets kunnen betekenen is het niet erg; maar als ze wel wat betekenen, dán geldt de uitroep die boven dit stukje staat volledig. Het vervelende voor de schrijver èn de lezer is in zulke gevallen, dat er niet staat, wat de schrijver bedoelt.
Een doctor honoris causa in de letteren schrijft: ‘De in 1889 geschreven roman “Martha de Bruin” van A.P. van Groeningen tekent de hoofdpersoon als overtuigd volgeling van de methode van Zola en de leerstellingen van Taine.’ Hier staat dat de hoofdpersoon van die roman getekend wordt als volgeling van Zola en Taine, iets anders is er niet uit de zin te lezen. Maar - leest u de roman eens! U zult merken dat de arme hoofdpersoon niet in aanmerking komt om ooit van die twee Fransen gehoord te hebben. Pas na die lectuur gaat men twijfelen, en komt men waarschijnlijk tot de slotsom dat de schrijver bedoeld moet hebben dat A.P. van Groeningen als een overtuigd volgeling enz. enz. zijn hoofdpersoon heeft uitgebeeld. Ondubbelzinnig is ook deze zin uit een krant: ‘Een week voordat hij, vijftig jaar terug, voor het eerst naar Lambarene ging, sprak ik met Yvonne Petit (19), donker, zeer expressief en met het gemakkelijke flair van de Amsterdamse teenager, over Albert Schweitzer.’ Nou ja, ondubbelzinnig - de welwillende lezer zal wat er op dat Amerikaanse ‘(19)’ volgt, niet opvatten alsof de interviewer donker, expressief en met een bepaald soort flair over Schweitzer heeft gesproken. Maar niemand kan eraan twijfelen dat Yvonne Petit ‘vijftig jaar terug’ negentien jaar was. En toch wordt dat door haar portret, bij het interview gevoegd, volstrekt onaannemelijk. Raadsel: wat bedóelde de journalist inplaats van wat hij schrééf?
C.A.Z.