De vrijheid van de (sport-)pers
Het is algemeen bekend, dat de pers een belangrijke invloed uitoefent op de taal. Woorden als kernreactor, fall-out, nylon, astronaut, step-in en pep zullen velen pas via dit medium vertrouwd zijn geworden.
Een apart onderdeel van de pers is de sporthoek. De sport is in de huidige maatschappij belangrijk genoeg om het taalbeeld te beïnvloeden. Vele sporttermen zijn internationaal gemeengoed geworden en worden als zodanig gehandhaafd, omdat het dikwijls onmogelijk of overbodig is om voor de - meestal Engelse - woorden autochtone in de plaats te stellen. Het woord ‘hands’ uit de voetbalsport is langzamerhand zo Nederlands geworden, dat bijna iedereen de betekenis kent. De term is bovendien zo puntig en zakelijk, dat het niet de moeite loont deze te vervangen door een inheemse. Zo eveneens: rugby, golf, tackle, knock-out enz. Uiteraard heeft de sportpers veel gedaan om deze woorden bekend te maken, wat louter prijzenswaardig is!
Doch inventief worden de sportjournalisten eerst, wanneer het op het gebruik van oorspronkelijk Nederlandse uitdrukkingen aankomt. Een bloemlezing van sportverslagen levert een op z'n minst wonderlijk te noemen verzameling nieuwe en verkeerd gebruikte uitdrukkingen (voornamelijk in beeldspraak) op. Zinsneden als ‘Doesburg toonde uit het goede voetbalhout te zijn gesneden. ‘Van der Wint bleek z'n vak te verstaan’ en ‘het oostelijk vuur scheen geblust’ zullen weinigen verontrusten. Vreemder wordt het, wanneer men spreekt van ‘een verwoed offensief, dat is uitgewoed’, van ‘combinaties, die op de grasmat worden gelegd’, van ‘verbouwereerde stellingen’ en ‘om hals gebrachte kansen’. Grappig is, dat ‘de A.D.O.-ers aan hun trekken kwamen, toen Van den Heuvel aan de haal ging’. De leek krijgt echter een vreemd beeld van de handelingen, die in het stadion verricht worden, wanneer hij leest, dat: ‘Rahn drie spelers in de luren (luiers!) legde’, dat ‘Bühler z'n schot niet kon vinden’, dat ‘Greving de bakens verzette’, dat ‘Meuken het liet afweten’, dat er ‘teugels gevierd werden’, ‘steken geveld’, ‘lakens uitgedeeld’ en ‘tonen aangegeven’. Een zeer inventieve geest bedacht het volgende fraais: ‘Arie laveerde langs de klippen op het houtwerk af en gaf een schuiver naar De Vries, die het leer op z'n slof nam en als een kogel in de touwen kanjerde. De geslagen doelman had het nakijken.’
Teneinde een wellicht saai sporttafereel boeiend weer te geven, leent de verslaggever een uitdrukking van een ander, militair of maritiem, terrein, wendt zich tot de timmerman en de manufacturier of gaat bij zijn eigen fantasie te rade. De spitsvondigheid is meestal over verschillende dagbladen gelijkelijk verdeeld, daar vele van dezelfde zegsman afhankelijk zijn.
C. de Ruiter.
(Red.) Wij nemen het toch maar voor de sportjournalisten op. In de eerste plaats omdat ze een niet gemakkelijk beroep uitoefenen. In de tweede plaats omdat een sportverslag zonder beeldspraak (gedurfd of niet, gek of gewoon) droger dan de droogste kurk, dorder dan de dorste hei, saaier dan de saaiste boel zou zijn.