naast een positieve belangstelling gericht op een verdere ontwikkeling van taalgebruik en taalgevoel. Ook in het parlement heeft onze taal aandacht. Herhaald zij hier hetgeen in de Eerste Kamer Prof. Diepenhorst - zelf een behendig taalgebruiker bij uitnemendheid - onder meer zeide bij de behandeling van de begroting van O., K. en W. voor 1962:
‘Het is alweer jaren geleden, dat in de troonrede werd aangedrongen op de betekenis van het goed lezen van Nederlands. Wij vormen thans in het steeds enger wordende Europa een klein taalgebied. Nog eens, van purisme behoeft geen sprake te zijn. Wij moeten blijven openstaan voor de vreemde, maar de kennis en de hantering van het verzorgde Nederlands hollen metterdaad achteruit.’
Dit betekent enerzijds dat het Genootschap en de leden bij het wekken van belangstelling een vruchtbare voedingsbodem zullen vinden. Het moet niet moeilijk zijn het ledenaantal nog aanzienlijk te vergroten. Anderzijds betekent het dat van het Genootschap en ook van de individuele leden in steeds toenemende mate een werkzaam aandeel zal worden verwacht in de behartiging van de belangen van de Nederlandse taal.
Een belangrijke taak is daarbij weggelegd voor ons Bureau. In 1961 had het Bureau met personeelsgebrek te kampen. Van 1 april tot 1 september was de plaats van secretaresse vacant. Op 1 september werd mejuffrouw Van Geemert als secretaresse aangesteld. Als men bedenkt dat naast het propagandawerk en de normale administratie honderden brieven moeten worden verwerkt, is het wel duidelijk dat het tijdelijk ontbreken van een secretaresse een zware handicap vormt.
Ons Bureau is nog steeds gevestigd in het A.N.P.-gebouw. De goede banden met het A.N.P. stemmen ons tot dankbaarheid. Ook voor de bestuursvergaderingen houdt het A.N.P. bij voortduring zijn gastvrije poorten voor ons open.
Het bestuur heeft in 1961 viermaal vergaderd. De heer S. Wehrens zag zich genoodzaakt om gezondheidsredenen als bestuurslid te bedanken. De heer Wehrens heeft van het begin af in de eerste gelederen van ‘Onze Taal’ gestaan. Hij maakte deel uit van het eerste bestuur en bleef 30 jaar lang die bestuurstaak met hart en ziel uitoefenen. Hij behoorde tot de kringen van het onderwijs maar bovenal waren het de doelstellingen van ons Genootschap in de meest ruime zin waarvoor hij met geestdrift opkwam. Het was dan ook een zware stap voor de heer Wehrens na 30 jaar deze plaats in ons bestuur te moeten beëindigen. Voor het Genootschap en voor het bestuur betekent het vertrek van deze grote vriend van ‘Onze Taal’ een verlies.
De voorzitter en de directeur hebben de heer Wehrens in Amsterdam bezocht en hem namens het Genootschap Onze Taal een boek geschonken.
De heer Smits heeft verzocht van zijn taak als secretaris te worden ontheven. Hij heeft zich - tot ons genoegen - bereid verklaard als gewoon bestuurslid aan de bestuurstaak te blijven deelnemen. Het secretariaat is overgenomen door de heer Van Lawick.
Een symptoom van de bloei van ons Genootschap, waarover eerder in dit verslag werd gesproken, is ook het feit dat in 1961 geen beroep op 's Rijks schatkist behoefde te worden gedaan. Hoezeer de belastingbetaler reden moge hebben te zuchten onder een zware fiscale druk, hij behoeft daarbij geen boze blikken op ‘Onze Taal’ te werpen.
In 1961 vertrok de culturele attaché van de Belgische Ambassade, de heer Marriën. De scheidende en de optredende secretaris maakten hun opwachting bij zijn afscheidsontvangst. De heer Marriën droeg ‘Onze Taal’ een zeer warm hart toe, en de woorden van spijt welke wij bij het afscheid uitspraken waren dan ook bepaald niet louter vorm. De heer Marriën blijft als lid nog banden met ‘Onze Taal’ onderhouden.
Onze banden van vriendschap met de Belgische Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal leidden ook in 1961 tot een aantal bezoeken door bestuursleden en de directeur aan door de V.B.O. georganiseerde bijeenkomsten. Dit waren onder meer de openings- en sluitingsfeestelijkheden van de Week voor Beschaafde Omgangstaal achtereenvolgens in Hasselt en Gent, en een bijeenkomst in Brussel op 11 juni ter huldiging van dr. Leenen en ter viering van de tiende verjaardag van de V.B.O. Bij die gelegenheid sprak onze voorzitter een feestrede uit, waarin hij o.a. zeide:
‘Hoever zijn we gekomen? En wat zal er in de toekomst moeten worden verricht? Ik ben van mening, dat een visie op de gezamenlijke achtergrond van ons beider streven belangrijker is dan spectaculaire feitelijke resultaten. De doelstelling onzer verenigingen toch moge nagenoeg gelijk zijn, hun werkwijze en levensomstandigheden verschillen.
Laat ons in ons beider organen plaats voor elkaar open houden, elkaar raadplegen bij de voorbereiding van congressen, in het kader van het Belgisch-Nederlands Cultureel Akkoord streven naar samenwerking op het gebied der terminologie. Dit alles zal van onschatbare waarde zijn voor uw en onze taalcultuur. Nu uw vereniging in haar derde gedaante haar tiende verjaardag viert, hebt u hierin, op zuidelijke wijze, een voorwendsel voor een plechtige viering gezocht. Wij koele en reeds 30 jaar oude noorderlingen vieren niet zo gauw, maar steeds grijpen wij dankbaar een voorwendsel aan om naar uw gastvrije land te komen. Laat mij in dàt besef namens het Genootschap “Onze Taal” de V.B.O. van harte met de dag van heden gelukwensen.’
Ook dit jaar waren er contacten met het Algemeen Nederlands Verbond. Enkele door dit verbond georganiseerde evenementen werden op uitnodiging door enige bestuursleden en de directeur bijgewoond. Jaarlijks wordt een aantal oude nummers van ‘Onze Taal’ aan het A.N.V. gestuurd, die dit verbond verdeelt onder zijn buitenlandse nederzettingen.
Zien wij op het jaar 1961 terug, dan willen wij niet het woord ‘tevreden’ in de mond nemen - hoe kan men tevreden zijn als er nog zoveel valt te verrichten - maar dan kunnen wij wel vaststellen dat ons Genootschap zich blijvend in een opgaande lijn bevindt, dat het ook buiten zijn kring sympathie geniet en dat zijn werkzaamheden in het maatschappelijk leven een nuttig, zelfs een onmisbaar element vormen.
De secretaris.