Onze Taal. Jaargang 31
(1962)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 6/7] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Joe en nonjoeIn Engeland is het begonnen in 1954. In dat jaar publiceerde de Engelse professor Alan Ross van de Universiteit van Birmingham een artikel in een Fins taalkundig tijdschrift, Bulletin de la Société Néophilologique de Helsinki. Het artikel was getiteld U and Non-U, an essay in sociological Linguistics. U is Ross z'n afkorting voor ‘upper class’ en non-u voor ‘non upper class’. Met grote nadruk zegt Ross dat hij nu eenmaal een term moet hebben en dat de beide woorden ‘factual’ zijn d.i. feitelijk, op feiten berustend en niet te maken hebben met ‘reprobation’, d.i. afkeuring. Ross gaat uit van de gedachte dat de upper class niet noodzakelijk ‘better educated, cleaner or richer’Ga naar voetnoot1) hoeft te zijn dan iemand die niet daartoe behoort. Er zijn nog maar ‘a few minor points of life’ waarmee men zich kan onderscheiden. Een scherpe demarcatielijn is evenwel het taalgebruik, zowel het bij het schrijven als bij het spreken. In de geschreven taal zijn de ‘class indicators’ voornamelijk te merken bij namen op enveloppes, bij begin en einde van brieven, bij het gebruik van woorden als Sir, Miss, Lady enz., bij het gebruik van voornamen, bij namen op kaartjes. Het aantal voorbeelden dat Ross daarvan geeft, is niet bijzonder groot. Tot op zekere hoogte is het Engelse gebruik vergelijkbaar met ons (ingewikkelde) stelsel van weledel en zeergeleerd en weledelgestreng. Meer materiaal biedt de gesproken taal. In de eerste plaats blijkt de uitspraak mogelijkheden tot apartheidspolitiek te bieden. Enige voorbeelden wat klemtoon betreft: U is temporarily, non-u: temporarily; u is formidable, non-u: formidable; u is interesting, non-u: interesting. Voorbeelden wat de klank betreft: in u-taal rijmt get op bit, just op best, de laatste lettergreep van handkerchief op stiff, catch op fetch. U-lieden laten de 1 in golf niet horen, zij spreken medicine uit als een woord van twee lettergrepen. Een rijke voorraad biedt de woordkeus. I'll have my bath is heel mooi u, maar met I'll take a bath staat de spreker aan de andere kant van het gordijn. Greens voor vegetables is non-u, hetzelfde geldt voor radio in de plaats van wireless. Andere paren: non-u is serviette, u is table-napkin; non-u is mental, u is mad; non-u is mirror, u is looking glass. Ross wijst erop dat al dit gesplits in twee groepen, uit taalkundig oogpunt gezien, niet veel om het lijf heeft; daarvoor zijn de verschillen toch te klein, te weinig talrijk. Voorts leiden ze een maar kort leven: menige u-uitspraak of u-woordkeus was vroeger non-u en omgekeerd. Maar al was de demarcatielijn taalkundig nog zo zwak en had hij vrijwel geen enkele invloed op de eigenlijke bouw van de taal (grammatica en zinsbouw), Ross had met zijn objectieve, neutrale artikel een geweldige knuppel in het Engelse standenhok gesmeten. Dat wil zeggen: het artikel sluimerde rustig in het Finse vakblad, totdat enige Engelse essayisten er lucht van kregen. Toen barstte de controverse los. Nancy Mitford maakte gebruik van Ross z'n afkortingen en woordenlijst ten behoeve van haar sarcastisch, maar toch geestig artikel over de Engelse adel; zij werd aangevallen door Evelyn Waugh in een open brief en daarna begonnen pas goed de artikelen in Engelse tijdschriften en vooral de ingezonden stukken van geamuseerde en verontwaardigde of quasi-verontwaardigde lezers. Men zegt dat er zelfs ruzies in zeer exclusieve Engelse clubs zijn ontstaan over de waarde van u en non-u. Sommige u-mannen verlaagden zich zo ver dat ze voortaan de echte non-u uitdrukking ‘cheers!’ gingen gebruiken als ze hun glas whisky hieven. Wie het Engelse leven niet van nabij kent en niet ongeveer hetzelfde gevoel voor humor bezit als deze eiland- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bewoners, staat heel vreemd tegenover dit gedoe en kan er zeker geen plezier in hebben. En wie er geen plezier in heeft, kan beter alles wat over u en non-u geschreven is, ongelezen latenGa naar voetnoot2). Op het einde van zijn artikel beweert Ross dat het Engels in elk geval van de Europese talen de geschikste is om er ‘class-distinction’ in te bestuderen. Hij vermoedt dat er in het Duits ook zo iets bestaat en weet zeker dat zelfs in het Russisch van de klassenloze Sowjet Unie het verschijnsel zich voordoet. Hij hoopt dat er meer studies zullen verschijnen over het onderwerp in de verschillende Europese talen. Kijkt men naar het Nederlands, dan stuit men eerst op de moeilijkheid van de naam. U en non-u zou desnoods, als vakterm, kunnen blijven bestaan; in onze taal kan men er nog het woordenspel met u (het voornaamwoord van de tweede persoon) mee spelen. Wij verkiezen voorlopig maar de termen joe en nonjoe, zijnde volslagen nieuwe woorden zonder inhoud, ook al heeft dat non het bezwaar van iets ‘niet-aanwezigs’, iets dat er had moeten zijn, een gebrek dus, te suggereren. Over het onderwerp joe en nonjoe in het Nederlands hebben we vele gesprekken gevoerd met mensen uit verschillende bevolkingsgroepen. Het resultaat ervan is voor ons eigenlijk wat teleurstellend geweest. Vooreerst stuit men op enige weerzin, al of niet uitgesproken. Over zulke dingen praat je niet, is de hoorbare of onhoorbare reactie. Men praat er ook niet over of je een vrouw op de trap laat voorgaan dan wel niet: men weet dit en handelt dienovereenkomstig; erover praten is ‘klein’, betekent jezelf aan de verkeerde kant van de streep plaatsen. Anderen verzetten zich weer uit alle macht tegen de gedachte dat er standsverschil (een nonjoe woord en nonjoe begrip!) in de taal zou bestaan. Ze vermoeden verdenking van minachting voor alles wat ‘beneden’ is en verdenking van jaloersheid voor alles wat ‘boven’ is. Het is uitermate lastig in deze kwestie objectief en neutraal te blijven: men moet als het ware uit zijn eigen moedertaal kruipen en het Nederlands in onze samenleving bekijken als een belangstellende buitenlander, liefst dan nog een uit een ver continent. Sommigen zoeken het verschil ook in een richting die hier niet ter zake doet. Ze beginnen dan met zg. vulgaire klanken (maan i.p.v. mijn, zou i.p.v. zo) of met typisch Hollandse dialectresten (hun hebbe, dat ken niet, ligge-legge), of met foute uitspraak van vreemde woorden (alinea, zjurist, normaliter) of met het gebruik van lelijke, grove woorden (liever hier geen voorbeelden). Het onderwerp is trouwens veel meer sociologisch dan taalkundig. Men zou kennis moeten hebben van sociologische onderzoekmethoden om het verschijnsel waardig te kunnen analyseren. Er bestaat over het Nederlandse joe en nonjoe, voor zover wij weten, nog niet veel literatuur. Knappe en geestige waarnemers van ons menselijk reilen-en-zeilen, als Elias en Carmiggelt, geven soms in hun schetsjes duidelijk blijk van een scherpe opmerkingsgave waar het ons standelijk taalgebruik betreft. Dr. C.A. Zaalberg biedt in een noot bij een toespraak in 1960Ga naar voetnoot3) een lijstje aan van mogelijk joe en nonjoe, maar laat - heel wijs! - aan de lezer over welke kant van de demarcatielijn joeër is. Hier volgt het:
Gesprekken met mensen die er behagen in schepten op joe en nonjoe te jagen, en eigen waarneming hebben ons nog de volgende rij geleerd, links nonjoe, rechts joe (omgeven door vraagtekens van twijfel!):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is ook nog een groep typische joewoorden, d.w.z. woorden die geen nonjoetegenvoeter hebben. Men zou bijvoorbeeld kunnen denken aan het woordje ‘kwalijk’, dat is heel kwalijk, een kwalijke vent. Of aan het etentje dat het dineetje verdringt. Of begint dat etentje al een burgerlijk luchtje te krijgen? Hoe zit het eigenlijk met dat woord burgerlijk zelf? Heeft dat niet een bijzonder kwalijke nonjoeklank gekregen? Vragen te over. Als je lang over al die woorden denkt, ben je geneigd overal een vraagteken bij te zetten en ten slotte maar de hele zaak van de tafel te vegen. We hebben nog meer woordjes voor de lijst, maar we vrezen, onze nonjoeheid verradende, ons al genoeg geblameerd te hebben. Let wel: niemand behoeft zich een ongeluk te schrikken als hij in dit lijstje ontdekt dat hij zijn leven lang een nonjoeling is geweest, niemand behoeft het immers met bovenstaande scheiding eens te zijn; het verschijnsel kan ook geografisch en per groep en per leeftijd grote verschillen vertonen. (Bijvoorbeeld: fijn - een fijne film, een fijn boek, een fijne man - blijkt in de mode te zijn als typisch ‘tiener’-woord). Merkwaardig is dat in enkele gevallen het Nederlands en het Engels gelijk zijn: he is studying of an exam - he is working for: studeren voor - werken voor; het antwoord pleased to meet you (aangenaam!). Daartegenover staat dat het Engelse w.c. typisch non-u schijnt te zijn, terwijl kenners van de standentaal beweren dat w.c. hier joe is tegenover het nonjoeë toilet. (Het enkele Nederlandse w. voor w.c. is weer nonjoe).Ga naar voetnoot4) Misschien zijn er mensen die na meditatie van dit alles zich vol walging afkeren van onze hypergecultiveerde samenleving met haar verwerpelijke verschil van standen, verwaandheid in manieren en kakkineuziteiten in taalgebruik; ze verlangen naar een simpele, natuurlijke taal van zich gelijk voelende mensen. Ze vergissen zich echter grondig als ze denken zo'n taaltoestand te zullen aantreffen bij natuurvolken. Ook daar vindt men heel fijne verschillen in taalgebruik die samenhangen met beroep, stand, ontwikkeling enz. Taalgebruik van en in een samenleving leidt daartoe, we zouden haast zeggen: onverbiddelijk, omdat wij mensen nu eenmaal zo met elkaar geleefd hebben, leven en zullen blijven leven. Een toppunt van joe is het welbewuste, zeer verfijnde gebruik van nonjoe. Dus met opzet (en op den duur heel spontaan) gebruik maken van klassieke nonjoeërs als: dat ken, gescheje, we komme, veul, tegezwoordig, ik mot, verboje. De Engelsen hebben voor deze mensen de term ‘inverted snobs’! In een recent artikel in de Nieuwe Taalgids (55, blz. 158) wijst M.C. van den Toorn op dit verschijnsel en hij tekent heel terecht aan dat hij mot in de mond van een oudere officier deftig kan klinken, maar in de mond van een havenarbeider ruw. Het artikel haalt een schetsje (High Life) van Carmiggelt aan waarin deze een receptie van deftige heren beschrijft: ‘De spreker bediende zich van bennen en zullie met de studentikoze onbevangenheid die men zich op een bepaalde top van onverdachtheid gerust kan permitteren’. Het grote gevaar van lijstjes joe en nonjoe is dat schrijfsters van boekjes over ‘etiquette’ zich ervan zullen bedienen om te laten zien ‘hoe het hoort’. Dan is er weer een nieuwe ladder waarlangs men naar boven kan klauteren als men ‘hogerop’ wil. Zijn er dan genoeg naar boven gekomen (is dat eigenlijk wel mogelijk?), dan komt er weer een nieuwe joetaal. Het is afschuwelijk. Waar is het einde? Troost u met de gedachte dat er nooit een einde zal komen. Erger u evenmin; dat zou verrekte nonjoe zijn. Wie zin heeft ons te bestrijden in onze keuze joe en nonjoe, hij ga zijn gang. Wij zouden hem alleen maar willen aanmoedigen, want hoe meer materiaal en hoe meer onenigheid, des te beter. Wie zin heeft om vellen vol (voor ons nieuwe) joe en nonjoe op te schrijven en ze ons op te sturen, zal er ons een grote dienst mee bewijzen. Maar u moet plezier in de taalgordijntjes en taalmuurtjes hebben, anders kunt u het beter laten. |
|