Hetwelk doende, enz.
In de taalkundige tijdschriften Nieuwe Taalgids (LV, 117) en Taal en Tongval (XIII, 150) schrijft prof. dr. C.B. van Haeringen een interessante bijdrage over de beroemde slotformule Hetwelk doende, enz. aan het slot van verzoekschriften. De geschiedenis van die onbegrijpelijke groet is zonderling.
‘Uit die geschiedenis blijkt dat die formule, vooral het enz. daarin, goed beschouwd verre van eerbiedig, maar eerder nonchalant is tegenover de autoriteit aan wie het verzoekschrift is gericht. Het subject van dat doende was oorspronkelijk die autoriteit; de betekenis van Hetwelk doende was ongeveer “als gij dit doet”, nl. “als gij mijn verzoek inwilligt”, en dan volgde een voor de autoriteit bedoelde heilwens of vriendelijkheid. Dat vriendelijke vervolg nu wordt in Hetwelk doende, enz. niet meer onder woorden gebracht, maar met het enz. om zo te zeggen ter invulling overgelaten aan de geadresseerde zelf. Een wel heel zonderlinge handelwijze tegenover een geadresseerde, aan wie toch de verzoeker veel al “verschuldigde eerbied” bewijst.’
Daar de steller van het verzoek de formule niet meer begrijpt, vat hij meermalen doende op als: indien ik dit doe, en niet als: indien u dit doet. Zo ontstaan vermakelijke constructies als: hetwelk met den meesten eerbied is doende... (volgt ondertekening). Prof. Van Haeringen vermeldt een recent voorbeeld van een uitvoerig verzoekschrift van taal- en letterkundigen dat aan de Minister van O., K. en W. was gezonden. Dit verzoekschrift eindigde met: Hetwelk doende met verschuldigde hoogachting, (volgen acht handtekeningen). Als de tekst van het verzoekschrift inderdaad zo is als in de pers was opgenomen, dan zijn de acht ondertekenaars doende. En de zin van de formule is dat de Minister iets doet.