U vraagt.
Of wij dan niet weten dat hengst (O.T. maart 1962, blz. 16) nog meer betekent dan hengst. Daarover laten we ons niet uit. □ In elk geval geeft Van Dale twaalf betekenissen bij hengst m. en één betekenis bij hengst v. (m.), nl. ‘klein, sterk vissersvaartuig inz. op de Schelde, half gedekt, met schuine steven’. □ Dat gedoe van ons (vorig jaar) over tandschoon is blijkbaar vruchteloos geweest. Na okselfris duikt nu op vriesvers (vriesverse spullen in zakjes voor de soep); de jongste aanwinst is van een oliemaatschappij die ons bang wil maken voor motorvreemde benzine en ons motorzuivere wil aansmeren. Duidelijk is dit allemaal wel. □ Duidelijk is niet helemaal wat die ‘vooraanstaande handelsonderneming’ met een zelfstandig road-man bedoelt die zij in een ad aanlokt. Hij moet hebben ‘energie, pioniersgeest, commercieel inzicht. organisatievermogen en omgangsvormen.’ Zoiets kan je toch niet allemaal bij een wegman verwachten. Vertegenwoordiger? Handelsreiziger? Het eerste is verburgerlijkt (zegt men) en het tweede is onder-de-stof (zegt men). We kunnen weer drie jaar vooruit met de roadman. □ De woorden uit de loonkunde zijn heerlijk Nederlands. Graag horen we een geestig en tekenend woord als opstapje (= tussentijdse loonsverhoging), zoals we blijde franje (zie vorig jaar) begroetten. □ Dat Outward Bound in de Outwardboundschool is het Nederlandse ‘het zeegat uit’, maar zeegatschool is raar. □ Dan: een school voor harding. □ De tekst bij de veerboot Gorkum-Woudrichem is dus goed. Wij hebben met onze hengst een geweldige bok geschoten. □ Een hengst is een ‘droog’ schip, d.w.z. zonder bun. Van dit scheepstype bestaat nog een zestal. Vier ervan zijn ingeschreven in het Stamboek voor Ronde- en
Platbodemjachten; zie de Waterkampioen, jan. 1961, blz. 48. □ Het ijzeren gordijn was dus al bespeurd in 1920. De Times Literary Supplement (1961) meldt ergens dat de Rus Rosanow in een van zijn werken in 1918 de uitdrukking heeft gebruikt. □ De vijfde kolonne is - zegt een kenner - niet van Franco maar van Lora St. Oswald, toen verslaggever in Spanje, nu lid van de Engelse regering. □ Wij verzamelen materiaal voor een nieuw etymologisch woordenboek. Benelux. Volgens de ‘Navo-krant 1962’ komt het voor de eerste keer voor in The Economist van 6-8-1947 en is een schepping van de Vlaamse correspondent van dat weekblad, dr. F. Asperslagh. Is dat zo? □ Wij hebben geleerd alle drukwerk te wantrouwen. □ Wij zoeken naar de schepper van twee prachtige woorden: Randstad en Deltaplan. □ Minder prachtig maar wel heerlijk is de vertaling van manager's disease: (echt gelezen in een blad) bazenpest. □ Gorkum is het door de weekse woord voor Gorinchem en Woudrichem kennen de aldaar wonende niet anders dan Woerkom (zeggen ze). Hoe zit het met Doetichem?