Tweeërlei gebruik van de taal
De ontwikkeling van de taal is niet verstandelijk geleid; de taal is niet gebouwd op wetenschappelijk niveau, met wetenschappelijke middelen of voor een wetenschappelijk doel. Als communicatiemiddel zou de taal tekortschieten als dat wel het geval was, maar toch is hierop in dit verband nadere bezinning gewenst. Immers, al mist dan een taalsysteem het wetenschappelijk-systematische of technisch-nauwkeurige, toch zullen we moeten proberen het systematische en nauwkeurige onder woorden te brengen. De taal van de techniek zal dan van een taal, van een taalsysteem, een ander gebruik maken als de algemene taal. We moeten daarom onderscheiden tussen het ‘literair’ gebruik en het ‘praktisch’ gebruik van taal.
Bij het literair gebruik gaat het erom alle stilistische mogelijkheden uit te buiten en door betekenisnuancering en zinsbouw aan de woorden overredings- en overtuigingskracht te geven.
Bij het praktisch gebruik gaat het er niet om gevoelens te wekken, maar inzicht te geven. Het gaat om de zakelijke mededeling. Hierbij is helderheid van uitdrukking belangrijker dan schoonheid van uitdrukking (hoewel het een het ander volstrekt niet uitsluit). Hier zijn het niet de manieren waarop de woorden gebruikt worden, die het werk moeten doen; het zijn de woorden zelf die de voornaamste taak krijgen. Het woord en de woordvorm zijn belangrijker dan de zin en de zinsvorm. Daar komt nog het volgende bij. Het gaat in de techniek om concrete maaksels. Er is daardoor een neiging om het zelfstandig naamwoord te gebruiken en de andere woorden deze vorm of functie te geven: de duw, de pakking, het stuiklassen, het spuitgieten. Het laatste voorbeeld heeft nog een interessant facet. Men zou zich bij ‘spuitgieten’, gebruikt als werkwoord, zorgen kunnen maken over de vervoeging. Maar het werkwoord behoeft niet vervoegd te worden: het gaat om het proces, het procédé als zodanig, niet om het concrete spuitgieten dat is gebeurd, gebeurt of zal gebeuren. Vandaar dat ‘stofzuigen’ en ‘zweefvliegen’ wel vervoegd worden, maar ‘klaplopen’ en ‘buikspreken’ weer niet. In dit opzicht is taalzorg overbodig, want in dit opzicht zorgt de taal voor zichzelf.