Academie
Academie is een zeer oud woord. Het stamt van het Griekse ʹαϰαδημεια, Latijn: academia, oorspronkelijk de benaming van een tuin buiten Athene. Daar was een sportterrein waar Plato met zijn leerlingen te zamen placht te komen om met hen over wijsgerige vraagstukken te redetwisten. Zo ontstond de Academie van Plato en vanuit die betekenis is het tegenwoordige gebruik van het woord voor geleerd genootschap, universiteit enz. gekomen.
De tegenwoordige betekenissen zijn de volgende.
1. Genootschap ter bevordering van wetenschap, kunst en letteren; voornamelijk een genootschap of vereniging die door de overheid wordt erkend en gesteund.
Voorbeelden: de Koninklijke Ned. Academie van Wetenschappen, de Vlaamse Academie, de Academie van Beeldende Kunsten.
2. Instelling van hoger onderwijs. Oorspronkelijk een instelling waar men werd opgeleid voor één bepaald vak van wetenschap. Men treft die term nog aan in de Kon. Militaire Academie. De voorloper van de T.H. was de Delftse Academie. Later ook van de universiteit: de Amsterdamse Academie, de Academiestad Leiden. Men vergelijke hiermee: een academische opleiding, een academische graad, een academicus.
3. Het gebouw voor de instelling. Het grote woordenboek tekent hierbij aan dat men in die betekenis ‘in de platte volkstaal’ het Academie zegt. In Delft bijvoorbeeld spreken oude mensen ook nu nog van het school (de T.H.).
In de laatste tijd is er een neiging merkbaar om het oude begrip academie uit te breiden, beter eigenlijk: uit te hollen. ‘School’ is een te gewoon woord, het doet aan zitten-blijven, aan strafwerk, aan houten banken denken. Wie een school achter de rug heeft, lager of middelbaar, mag daar niet meer in terugkomen. Zo hebben we opgetekend: kappersacademie en zeer recent Eerste Nederlandse Show-Academie! Op deze laatste school wordt de kunst van het cabaret gedoceerd. Zonder twijfel een nuttige zaak, maar wij vragen ons af of hier het woord academie niet verregaand misbruikt wordt. Woorden komen, verdwijnen, worden breder of smaller in betekenis: gewone taalverschijnselen van alle tijden. Afgesleten woorden zijn onbruikbaar, ze moeten een nieuw verfje krijgen: de leraar wordt de docent, de gemeente Amsterdam vroeg onlangs per advertentie zelfs een onderwijzer die een remedial teacher moest zijn (wat is dat eigenlijk?). De nuchtere taalwaarnemer, de woordenboekmaker registreert de nieuwe en oude woorden met hun nieuwe en oude betekenissen. Wij zouden met het nieuwe begrip Academie ook vrede kunnen hebben, maar op een of andere manier staat ons dat nieuwe gebruik tegen. Het lijkt ons zo'n ijdel gepronk te zijn met een mooi onbegrepen woord. Het woord moest eigenlijk wettelijk beschermd zijn.