Betreft ‘mooie en lelijke talen’
Hoewel ik het grotendeels met uw betoog in september eens ben, blijft er na lezing toch een gevoel van niet-geheelbevredigd zijn, omdat de strekking niet klopt met wat ik vroeger dacht. Dit nader analyserend kom ik weer terug tot de gedachte dat er in alle talen wel speciale trekjes zijn aan te wijzen, hetzij in uitspraak, hetzij in woordenschat, die karakteristiek zijn voor die taal, en die men in sommige gevallen ook in verband zou kunnen brengen met het karakter van bepaalde personen, die een grote rol hebben gespeeld in het land.
Hoe vaak zegt men niet: dat is een ‘typisch Duits’ woord? In andere talen zijn ook voorbeelden te vinden. U zelf noemt enige Franse woorden. Ik wil weliswaar niet zover gaan dat ik deze koppel aan het volkskarakter, maar ze zijn toch in bepaalde toonaangevende kringen of door bepaalde omstandigheden op de voorgrond gekomen. Het zijn weer deze kringen of omstandigheden, die ook naar buiten de meeste indruk maken en die men daarom graag koppelt aan het karakter van land en volk.
Mag ik ten slotte iets aanhalen van prof. Jespersen? Deze schrijft in de inleiding van zijn boekje ‘Novial’ (dat is de internationale taal die hij heeft samengesteld, maar die inmiddels zich toch niet heeft kunnen handhaven tegen Esperanto en Interlingue) het volgende: Es ver ke Nivial non es tam richi kam anglum, non tam eleganti kam fransum, non tam beli kam italianum, non tam vigorosi kam germanum, non tam nuansosi kam rusum, non tam hemali kam nusen patriali lingue.
Ook in deze uitspraak voel ik een koppeling van een bepaalde karaktereigenschap met de taal.
Dr. W.N. (Amsterdam)