Onze Taal. Jaargang 30
(1961)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
[Nummer 12] | |
Tien jaar TilleIn zijn rede over de uitspraak van het Nederlands vertelde dr. Damsteegt (Onze Taal, juni 1959) dat hij een meisje had horen vragen: ‘Ga je vanavond naar de tille kijken?’ Een ‘tienerwoord’ voor televisie? Zo is het mij niet bekend; grappig is de afkorting wel en ook begrijpelijkGa naar eind1). Inderdaad hebben wij Nederlanders de merkwaardige neiging om het voorvoegsel tele- (ver) in telefoon, telegraaf, televisie uit te spreken als tille: tillefoon, tillegraaf, tillevisie. Let u maar eens op hoe weinig mensen werkelijk tele (rijmend op vele) zeggen: men hoort tille (rijmend op ville) of tulle (rijmend op vulle). Het is niet aan mij, aanmerking op deze uitspraak te makenGa naar eind2). De neiging om van de e een i te maken vindt u trouwens ook in o.a. sikkretaris en (Multatuli laat het juffrouw Laps op het avondje bij juffrouw Pieterse zeggen): griffermeerd! Een op-het-kantje-affe woordspeling (auteursrechten Het Concertgebouworkest) die van de i gebruik maakt is: vieze Tilly...! Vlijmscherp is Wim Kans omschrijving: kassie kijken. Wie een goed taalkundig waarnemingsvermogen bezit, herkent in dit honende woord het model van ‘touwtje springen’, ‘vader-en-moedertje spelen’, ‘belletje trekken’ enz.: verkleinwoord zonder lidwoord te zamen met een werkwoord dat bij het verkleinwoord pastGa naar eind3). Onvertaalbaar Nederlands. Maar misschien is er meer onvertaalbaar buitenlands in de televisietaal, of liever onvertaald. De hele show business kan het niet meer stellen zonder Engels. Wat zouden we moeten doen zonder de quiz en de girls en de songs? Hoe kaal en kil zou de amusementstaal zijn in dat slome, waterige Nederlands. De Engelsen zelf zijn wel te beklagen dat ze vrolijk moeten zijn in hun eigen moerstaal. Wij kunnen tenminste een tikje vreemde taal erdoor heen smijten. En laten we eerlijk zijn: een girl is iets anders dan een meisje en een song iets anders dan een liedje. Het is boeiend om te zien hoe het goeie ouwe Frans al of niet in vernederlandste vorm, moet wijken voor het Engels. Het variété heeft geen toekomst meer, de floor show wel. Overblijfselen van de tijd vóór de televisie zijn bijvoorbeeld nog: decor, regie (met het toneel meegesleept), journaal, actualiteiten, reportage. Nieuwe banen, nieuwe dingen bij de televisie krijgen geen Franse namen meer: televisieproducer, telerecording, close-up, super imposed beelden, playback (voor een deel meegesleept met de film). Ondertussen is het een koud kunstje gemene dingen te zeggen over de televisietaal als men zelf het televisievak niet beoefent. De ervaring heeft me allang geleerd hoe raar je kunt staan te kijken als je achter de schermen met je neus op de taalproblemen van een bepaald vak wordt gedrukt. Hetzelfde geldt voor de radio. De ellende van de radio- en televisietaal is dat miljoenen de onherstelbare fout horen die de spreker in een ogenblik van opwinding, slordigheid, zenuwachtigheid of misschien zelfs inderdaad in zijn onnozelheid maakt. Kritiek is goed, onmisbaar zelfs, maar men mag niet onredelijk zijn. Ik heb hier bijvoorbeeld een knipsel uit een televisierubriek van een een bekend weekblad. De schrijver windt zich erover op dat een televisiemeneer een tong-r gebruikt en dat een ander Koreeja, Indieja zegt en nog erger: jannewaarie. Wel, hoe moet het dan? In mijn oren klinkt Kore-a en Indi-a, jaa-nu-aarie nogal pedant. Ik zou wel eens willen horen hoe iemand in een normaal, vlot beschaafd gesprek die overgang van e naar a en van i naar a zònder j maakt en (wat me nog moeilijker lijkt) de overgang van u naar a zònder w! Dat de televisie ook prachtig opvoedend werk kan doen voor onze Nederlandse taalcultuur, ligt voor de hand. Ik denk hierbij niet alleen aan de wel zeer gelukkige gedachte om een reeks taallessen voor de televisie te geven, maar ook aan de mogelijkheid om toneelstuk- | |
[pagina 64]
| |
ken, voordrachten, ‘gesprekken’ aan de kijkers te vertonen. We moeten aannemen dat de leiding de sprekers met grote zorg uitkiest en, als het onervarenen betreft, oefent en controleert in het zuivere gebruik en de goede uitspraak van de taal. Terug naar het kassie zelf en wat erop te zien is. De programmasamenstellers hebben een nieuw terrein waarop zij hun speelse taalvondsten kunnen uitstallen: verrekijker (journaal voor de jeugd), televizier, muziek-mozaïek, pas geperst, willens en wetens. Zelfs de verzuiling-in-taal (denk aan het beroemde in/op de eerste plaats...) mag aan bod komen: de dominee houdt een dagsluiting en de priester spreekt een epiloog. Buitenlandse titels van toneelstukken en filmen worden vertaald, op een enkele uitzondering na: The blue angels en The old maid and the thief. Wat mij betreft, mag men zover gaan dat alle titels vertaald worden, ook van bekende opera's. Let wel, eigennamen of woorden die als eigennaam beschouwd kunnen worden vallen daar buiten: Madame Butterfly, La Traviata; waarom echter een ‘Hochzeit’ geen ‘bruiloft’ mag zijn, is me een raadsel. Televisie richt zich toch tot een algemeen Nederlands publiek en niet alleen tot de academici, vreemdetalenkenners e.d. Men hoeft heus niet geweldige leuzen als nationaal besef, gevoel voor eigenwaarde enz. uit te bazuinen: het gaat hier om een dienst aan de mens, de gewone mens die gewend is in zijn moerstaal aangesproken te worden. Dat het vraagstuk van de moerstaal in de radio en televisie ook de aandacht heeft van Hilversum, weet niet iedereen. Op de jaarlijkse conferentie der Nederlandse Letteren, beurtelings in Nederland en België gehouden, is niet zo lang geleden een commissie ingesteld die voor een gemeenschappelijke Nederlandse terminologie in de radio en televisie moest zorgen. De eerste lijst is al verschenen, de tweede is nu in bewerking. Maar de woorden moeten ook gepredikt worden. Niemand heeft daartoe een mooier kans dan de radio en de televisie. Een kwestie van wennen: life-uitzending wordt ongemerkt rechtstreekse uitzending, arrangeren verdwijnt voor bewerken en fading voor sluiering. Groot is de winst aan Nederlandse televisiewoorden en -uitdrukkingen in tien jaar nog niet. In de verschillende huiskamers waar ik soms heb kunnen meekijken, en in een televisielaboratorium waar ik een paar keer gast geweest ben, heb ik van de spraakmakende gemeente o.a. genoteerd: sneeuw De voornaamste of de kundigste persoon van het huis mag de knoppen bedienen. Zo is er een knop voor het contrast en een voor de helderheid. Je draait daar maar wat aan, ook al kun je het verschil tussen contrast en helderheid niet onder woorden brengen: je ziet wel wat er gebeurt. Draai je verkeerd aan deze of andere knoppen dan krijg je (naar de mening van de kijkers): friemeltjes, kreukeltjes, regen, bibbertjes, trillertjes. (Ik denk dat er bij de kinderprogramma's nog veel bloemrijker taal gebruikt zal worden). Beeldend was ook de uitdrukking die ik hoorde toen het geluid te zwak was en te zwak bleef: ‘Het geluid is er wèl maar 't kan niet door het beeld komen!’ Is de televisie voor u hij of zij? Ik hoor altijd hij staat aan, hij bibbert, zet 'm aan, doe 'm uit. Normaal Nederlands. Maar sleept u er de Woordenlijst bij of Van Dale, dan vindt u: televisie -v., dus vrouwelijk, dus zij bibbert, zet haar af...? Men kan naar aanleiding daarvan een mooie beschouwing wijden aan onze narigheden met het geslacht. De Woordenlijst moet televisie (het abstracte, het ‘overbrengen van beelden door middel van enz.’) vrouwelijk noemen wegens de uitgang -ie. Dezelfde lijst heeft in 1954 de moeilijkheid al voorzien daar ons de vrijheid is gelaten bij woorden voor concrete zaken (het ding dus in mijn kamer, het toestel) hij te gebruiken; gelukkig maar. Radio overigens is in beide beroemde werken mannelijk. Ik weet niet wat in Vlaanderen gebruikelijk is, maar het zou me niet verwonderen als ook dáár is: hij wordt aangezet. De technische woorden van de televisieleek beperken zich in hoofdzaak tot scherm, beeld en beeldbuis. Het merkwaardige van de zaak is dat het grote zestalige woordenboek Dictionary of Television, Radar en Antennas (Amsterdam 1955) dat woord voor dat kostbare, ingenieuze ding niet eens kent. Daarin (èn in een lijst van benamingen van het Nederlands Elektrotechnisch Comité) heet het weergeefbuis. Vermoedelijk heeft beeldbuis het wel juiste maar te ‘abstracte’ weergeefbuis in de laatste vijf jaar geheel verdrongen. Beeldbuis ‘ligt ook lekker’, zoals men dat zo zegt: twee lettergrepen met een stafrijm b-b en aansluitend bij andere woorden met het overbekende beeld. Woorden als sneeuw en geest (ook echo) zijn waarschijnlijk niet in de huiskamer geboren. Ze bestonden al in de Amerikaans-Engelse vakliteratuur voor wij kassie konden kijken: snow, ghost. Het genoemde woordenboek heeft ze trouwens ook opgenomen. De televisieterminologie heeft in de jaren na de oorlog een razend snelle groei beleefd; het grootste gedeelte van deze woordenvoorraad stamt uit de Angelsaksische landen aangezien vooral daar tijdens de oorlogsjaren het onderzoek en het ontwikkelingswerk is verricht. Voor Nederlandse publikaties, voor onderwijs en voor de handel is echter een vertaling in de eigen taal dringend noodzakelijk. Het Nederlands Elektrotechnisch Comité en de Nederlandse industrie hebben hun beste krachten aan het werk gezet om voor zo'n vertaling te zorgen. Wie denkt dat men met wat vreemdetalenkennis, een paar woordenboeken, een beetje technische kennis en af en toe een heldere inval, de Angelsaksische televisie-terminologie wel kan vertalen, vergist zich deerlijk. Het is een uiterst lastig werk. Wilt u wat meer weten over de moeilijkheden bij technische terminologie, leest u dan eens het opstel van G. van Steenhoven over begrips- | |
[pagina 65]
| |
vorming, definities en naamgeving in het boekje Schriftelijk Rapporteren (Utrecht 1961). Een paar voorbeelden uit de honderden Nederlandse televisietermen: voorstoep - frontporch, achterstoep - backporch, balk - flagpole, brom - hum, ripple, ruggespraakleiding - talk back circuit, bloemig beeld - bloom. Uiteraard zijn de samenstellingen in de meerderheid: rastervergrendeling - locking, rasteronderdrukking - frame blanking, beeldveldkromming - curvature of the field. Handig zijn woorden als: doorschot - overshoot, inschot - undershoot, nasleep - streaking, terugduw - de-emphasis, opduw - pre-emphasis. In zekere zin is dat vertaalwerk nog ondankbaar ook, omdat de televisietechnicus zelf maar al te dikwijls uitsluitend gewend is aan de Engelse vaktaal en zich met het Nederlandse woord nauwelijks inlaat. Hij houdt van het vlotte jargon. Men kan hem ook eigenlijk moeilijk kwalijk nemen dat hij liever bazooka zegt dan symmetreertransformator en liever walkie-lookie (slang: creepie-peepie) dan draagbare televisiezender om nog maar te zwijgen van de videomixer en de audiomixer die beeldmengpaneel en geluidmengpaneel moeten zijn! In het laboratorium hoort u herhaaldelijk Engels om u heen (nog meer dan in de olie-industrie waar tenminste het woord olie nog Nederlands is...): leading edge, decay time, dot interlacing, zoomlens jitter. Toch ontwikkelt zich ook daar een Nederlands jargon. Zo bestaat er o.a. ‘hij neust’, dit is zoiets als: de lijnsynchronisatie is niet volledig; een telegraafpaal bijvoorbeeld krijgt bovenaan een deuk. Taal van mannen-ondermekaar is Vestaalse maagd voor vestigial sideband filter. Bij de lieden achter de camera's, in de studio's, in de controlekamers zal het Nederlandse jargon vermoedelijk veel verder zijn. Een jong taalkundige op zoek naar een onderwerp voor zijn proefschrift zou in de televisiewereld een prachtig studie-object vinden. Hij heeft nu nog de kans om het leven van de woorden tot bij hun geboorte na te speuren. De televisie is met een vreemd woord begonnen, namelijk met zichzelf. Zo iets als Fernsehen is bij ons nooit geprobeerd. Geeft niet. Geen mens windt zich daarover op. Maar jammer is het wel dat kijkspel en kijkspul al bezet waren. Het eerste van de twee staat al in een van de oudste woordenboeken uit onze taalgeschiedenis, nl. dat van Kiliaan (1599). Het tweede zou wel te ironisch zijn; het is nu eenmaal niet telegeniek. Hulde aan de ambtenaar (?) die tien jaar geleden na het luistergeld het kijkgeld heeft verzonnen. Het had ook videocontributie of telebelasting of iets anders kunnen zijn en dan hadden we nu dat kijkgeld maar een miserabel misbaksel gevonden.Ga naar eind4) |
|