Geknipt
Wij, Nederlanders, zijn een vreemd volkje. Je beseft dat pas goed, als je een buitenlander ontmoet, die onze taal wil spreken. De arme kerel staat voor de onmogelijke opgave een dubbel taalgebruik te leren, want we tappen uit twee vaatjes. Het ene bevat de gewone omgangstaal. Daarin is een fiets een fiets en de man, die het oplapt, is een fietsenmaker. Maar grabbelt de vreemdeling in het officiële vat, dan komt er een rijwiel uit en de fietsenmaker heet een rijwielhersteller. Een brommer is dan een ‘rijwiel met hulpmotor’. De eenvoudige, uit vier woorden bestaande mededeling: ‘Geen brommers op autowegen’ wordt dan: ‘Het is houders van rijwielen met hulpmotor verboden gebruik te maken van of zich te bevinden op wegen, bestemd voor vierwielige motorrijtuigen’. Wat moet zo'n man wel denken? Vermoedelijk dit: wat heb ik nou aan m'n fiets hangen?
Komt hij in 'n café en wil hij daar het pakje boterhammen, dat zijn gastvrouw hem heeft meegegeven, opeten, dan kan de kelner hem in eenvoudige woorden zeggen, dat dit niet mag. Maar het is ook mogelijk, dat de man hem wijst op een bordje, waarop de volgende geheimtaal te lezen staat: ‘Het is verboden medegebrachte eetwaren in dit etablissement te nuttigen’. Gaat hij naar buiten en wil hij het papier op het gras gooien, dan leest hij in plaats van ‘Verboden rommel op het gras te gooien’ de volgende orakelspreuk: ‘Het is verboden afvalstoffen op de gazons te deponeren’. Ga er maar tegenaan staan.
(Godfried Bomans in De Volkskrant, 29-7-1961)
*
Wanneer men ziet welke fouten en de slordigheden (het terrein van de nieuwe spelling is hierbij nog maar buiten beschouwing gelaten) er worden aangetroffen in werkstukken van kweekschoolabituriënten, dan wordt de verontrusting, die in het Kamerverslag tot uitdrukking komt, wel begrijpelijk. Fouten als ‘voor de fuist weg’, ‘ontreddert’ (voltooid deelwoord), ‘proletariërs aller landen, verenigd u’ en ‘grote’ (zelfstandig naamwoord) in plaats van ‘grootte’ zijn bezwaarlijk te vergoeilijken met het excuus van verschrijvingen. De werkstukken worden niet gemaakt óp het examen, doch daarvóór - dus niet in een bijzonder gespannen sfeer; ze kunnen nog eens herlezen worden voor ze worden ingediend. (En zelfs al was er wel onder spanning gewerkt, dan nog is datgene, wat reeds bij de lagere schoolleerling als een flinke fout moet worden aangemerkt, niet te accepteren van de volledig bevoegde onderwijzer: ‘Hij lag de nadruk op’ en ‘Hij gaat steeds in een andere houding leggen’!!)
En hierbij blijft het niet. Met voornaamwoorden en lidwoorden, met enkelvoud en meervoud blijken sommige kandidaten herhaaldelijk overhoop te liggen: ‘het probleem der proletariaat’ ‘het kapitalisme schept haar opvolger’, ‘een commissie, dat toezicht moest houden’, ‘de wet op het P.B.O.’, ‘het westen, ze voelde zichzelf machteloos’, ‘het Gregoriaans dankt haar naam’, ‘het aangrijpender aanblik’, ‘er ontstaat enige bemoeiingen’, ‘de vraag naar vervoersmiddelen doen het verkeer bloeien’, ‘de opkomst van bepaalde gewassen doen hier moderne industrieën ontstaan’, ‘verschillende werkjes heeft onze visie verruimd’, enz. enz.
(De Tijd, 16-3-1961)
*
‘Hoe meer we het woord “kinderbijslag” horen, des te meer verbazen we ons over het toenemend gebruik om de klemtoon te leggen op de derde lettergreep van dat woord. Dit doen Kamerleden, andere politici, omroepers en het grote publiek. Wie volgt hier de ander? Niemand doet het bij een woord als kinderspeelgoed, of zou het doen bij het doen kinderaftrek. We zullen met genoegen veel leiding overlaten aan het grote publiek, Kamerleden, politici en zelfs aan omroepers. Maar niet als 't gaat om verkeerd taalgebruik. En het kind blijft trouwens bij de kinderbijslag het voornaamste’.
(Ingez. stuk Het Parool nov. 1961)
*
‘Taalkundigen en taalpolitici hebben wel eens durven betwijfelen of het wijs was, op Nieuw-Guinea het Nederlands in te voeren. Wat heeft een Zuidoostaziatisch volk eraan, redeneerden zij, een taal te leren die vrijwel alleen in België en Nederland bruikbaar is? Waarom geen Engels of Indonesisch als eenheidstaal in plaats van Nederlands?
Ik moet bekennen, dat ik bekeerd ben door de persconferentie van gouverneur Platteel, waarvan Het Parool op 4 oktober een verslag heeft uitgebracht. Zijne excellentie bezigt daar nl. een taal, wel verwant aan het Nederlands, maar die hij “gecreëerd” schijnt te hebben om daarmee de bevolking toegang te geven tot heel de Westerse beschavingsschat. Wijzigingen noemt de gouverneur “modificaties”, een uitvoerend lichaam een “executive body”; ja zelfs “odium” en “novum”, meervoud “nova”, scherpt hij zijn toehoorders in en hij verduidelijkt de betekenis van dit laatste woord door de keurzin: “Het Nederlandse voorstel bevat vele nova, maar het is geniaal gedacht.” Inderdaad, wie zo spreekt kan over genialiteit oordelen.’
(Dr. C. Zaalberg in Het Parool, 11-10-1961)