Baar
Wij hebben hiervoor vroeger twee betekenissen geleerd:
1. dat kan worden ge... (leesbaar: dat kan worden gelezen)
2. dragend (vruchtbaar)
De laatste betekenis is zeldzaam.
Waarschijnlijk is mijn onderwijs niet volledig geweest, en moet er nog bij:
3. kunnend ...... (brandbaar, ontvlambaar). Ik vraag mij echter af of men dit wel als een vaste betekenis mag beschouwen. In vele gevallen krijgt men naar mijn gevoel lelijke woorden. Van een plant hoort men wel dat hij ‘bloeibaar’ is. Bij de inlevering van radio's in de oorlogstijd vroeg men of ze ‘speelbaar’ waren.
In de techniek heeft men woorden als ‘geleidbaar’, ‘waterdoorlaatbaar’, die meen ik door de CTT zijn afgekeurd. Aanbevolen wordt dan ‘waterdoorlatend’. Geheel bevredigend is deze term echter niet, want de materie is niet bezig water door te laten, maar kan dit alleen doen. De uitgang -ief zou eigenlijk de bedoeling goed uitdrukken, maar past helaas alleen achter vreemde stammen (‘produktief’).
4. ‘Werkbaar weer’. ‘Een biedbare kleur’ (in bridge). Ik zag dat Dr. Buiskool in zijn mededeling nr. 3 van de CTT (nov. 1942), blz. 59) dit geestige wanconstructies noemt.
Dr. W.N. (Amsterdam)
(Red.) Baar als achtervoegsel gaat terug op een woord dat dragen betekent: men vergelijke ermee het werkwoord baren, het Engelse to bear, het Latijnse ferre, bijvoorbeeld in lucifer: lichtdrager. Het komt voor:
1. | achter zelfst. naamwoorden: vruchtbaar (duidelijk dragend), dienstbaar, kostbaar (vage betekenis: verbonden met, met zich mee brengend); |
2. | achter werkwoordstammen:
a. | lijdend: breekbaar, buigbaar: - kunnende worden, |
b. | bedrijvend: bestaanbaar, vloeibaar: - kunnende; |
|
3. | achter bijv. naamwoorden: dierbaar, openbaar. |
Nog drie opmerkingen. Men moet -baar enige vrijheid gunnen in het moderne Nederlands. Denk ook aan de paren: verkiesbaar-verkieslijk, onmeetbaar-onmetelijk. (Het eerste is veel meer letterlijk). Alleenstaand zijn ontkenningen als onmisbaar, onuitstaanbaar. Wie zich verder in deze -baarzaken wil verdiepen, zie De Vooys, Ned. Spraakkunst blz. 233.