Taal van het reclamevak
Ter gelegenheid van het 23e Congres van het Genootschap voor Reclame eens een uurtje in hèt vakblad van de reclamemannen gebladerd: Revue der Reclame (september 1961). Met verbijstering en tegelijk diep ontzag voor de vaklieden ontdekt, dat zij een taal bezigen die voor vrijwel 100% Engels is, wat de vakwoorden betreft. Bijvoorbeeld: present girls, direct mail, sales promotion, General Advertising Manager (o, Kaas van Elsschot!), account, account executive, prospects, consumer spending, merchandising, marketing mix, impact, servicing, display market, panel, cluster, show cards, art work, image. Lekkere, dikke, dure woorden van mannen-onder-mekaar.
Wij horen de tegenwerpingen van de reclamelieden al. Zoiets als het volgende:
1. | Bemoei u met uw eigen zaken en praat niet over dingen waar u geen benul, maar dan ook helemaal geen benul van hebt. |
2. | Het reclamevak is een vak als ieder ander, met zijn eigen geschiedenis, gewoonten en taalgebruik. Dit vak is voornamelijk Anglo-amerikaans van oorsprong en is - door pers, radio, film enz. - sterk internationaal. |
3. | Wij spreken deze vaktaal onder elkaar en dat moeten we zelf weten (zoals de taalmannen hun vaktaal spreken: wij weten ook niet wat een partitieve genitief is en dat willen we niet eens weten). |
4. | Geef ons dan eens Nederlandse woorden, in plaats van oerflauwe mopjes over onze vaktaal te tappen; hou op met de cultuurmens-in-moedertaal uit te hangen. |
Daar valt niet veel meer op te zeggen. Nog een paar woordjes uit het bedoelde tijdschrift. Blz. 726: ‘De termen brand-image en product-image evenals hun Nederlandse equivalenten merkbeeld en produktbeeld zijn gemeengoed aan het worden.’ Gelukkig. De