Examenconflict
(J.) Als zg. deskundige bij de mondelinge eindexamens in de Nederlandse taal en letterkunde tijdens de jongste h.b.s.-examens ben ik enige malen in een pijnlijk conflict geraakt met de examinator. Een conflict dat we natuurlijk in alle vriendschap hebben bijgelegd maar waarin we niet tot overeenstemming konden komen. Het viel me op dat de leerlingen - het was in een van de plaatsen ‘in de provincie’ - nog veelvuldig sporen van dialectische en soms zelfs lelijke uitspraak vertoonden. Ik was van mening dat dit ten nadele van de kandidaat moest worden gerekend en dat ik dit (in ernstige gevallen) in het cijfer tot uitdrukking moest brengen. De leraar bestreed mijn zienswijze.
(Red.) Het probleem is ook niet zo gemakkelijk oplosbaar. Het eindexamenreglement verlangt van de leerling dat hij zich mondeling ‘juist en vaardig’ kan uitdrukken. Men kan als ideaal stellen dat hieronder begrepen is een zuivere uitspraak en woordenkeus, zodat er geen sporen van dialect - noch in klank, noch in woorden, noch in zinsbouw - te merken zijn. Voor een leerling die van jongsaf aan om zich heen, thuis en bij zijn vriendjes, dialect spreekt en hoort, zal het heel moeilijk zijn, tijdens de enerverende twintig minuten dat hij wordt ondervraagd, werkelijk zuiver algemeen beschaafd Nederlands te spreken. De deskundige en de leraar moeten maar in wijsheid beslissen waar de afwijkingen zo groot en afstotend zijn dat ze ten nadele van de kandidaat moeten worden aangerekend. De deskundige moet er zich o.i. wel van trachten te overtuigen of de leraar voldoende aandacht in zijn lessen besteed heeft aan de zuiverheid van de uitspraak bij de leerlingen. Meestal is het voor de neerlandicus vrijwel onmogelijk een sterk dialectische uitspraak bij zijn leerlingen geheel te doen verdwijnen. Het is de overdenking waard of in zg. streekscholen, waar zo'n uitspraakprobleem heerst, niet beter de hulp van een bekwaam spraakleraar ingeroepen kan worden. Dat de neerlandicus moet blijven hameren op de eis van een dialectvrije uitspraak, staat buiten kijf. Een sterk dialectische uitspraak zal voor vele van zijn leerlingen immers later een sociale hindernis zijn. In dezen kan men beter overvragen dan door de vingers zien.
Leerlingen in het westen van het land (waar was uw ‘provincieschool’?) hebben nog een nadeel extra, als zij onzuiver spreken. Hun dialectische uitspraak wordt als lelijk, plat, vulgair gekenschetst. Zuidelijk en oostelijk Nederlands krijgen wel eens het etiket mooi, schilderachtig, kleurig, maar ‘plat’ Amsterdams, Haags, Haarlems, Rotterdams e.d. worden zonder pardon laagbijdegronds, platvloers, gemeen enz. genoemd. Daarin steekt eigenlijk iets inconsequents, maar die kwalificatie is een zeer grote sociale hindernis in het verdere leven van de kandidaat, zodat hierbij nog luider dan ergens anders de eis moet gelden: zuiver Nederlands.