lijkheid en dichterlijkheid gebruikt kan worden, willen we graag aanvaarden. Sommige schrijvers hebben een hekel aan de volgorde die die. Zij veranderen een zin als ‘de lampen die die mensen hebben’ in ‘de lampen welke die mensen hebben’. Een kwestie van smaak. Moet men daarmee het bestaansrecht van welke verdedigen? Zou u heus ‘het tasje dat dat meisje heeft’ willen veranderen in ‘het tasje hetwelk dat meisje heeft’?
Dat welke in de gesproken taal niet voorkomt, behoeft inderdaad geen argument te zijn om het uit de geschreven taal te verbannen. Op dit punt geven wij onze tegenstanders volkomen gelijk. Bijvoeglijke bijzinnen komen in de gesproken taal niet zo heel erg veel voor en zeker niet als de constructie wat ingewikkeld wordt. De geschreven taal heeft haar eigen speciale eisen. Zo kan men zeggen: ‘volgens deze voorschriften is het verboden maar die zijn uit de tijd’. Men zou deze mededeling aldus schriftelijk kunnen vastleggen: ‘de voorschriften volgens welke dit verboden is, zijn echter uit de tijd’. Zou men ook schriftelijk aandurven: ‘het voorschrift volgens hetwelk dit verboden is’? Of zou men de constructie anders maken? Bijvoorbeeld: ‘het voorschrift dat dit verbiedt, is uit de tijd’?
Merkwaardig is dat men wel kan zeggen waaronder, waaromtrent, waarbij e.d. maar niet: waarzonder, waarvolgens, waarwegens e.d. Bij personen is er geen moeilijkheid: ‘de vrouw zonder wie ik niet kan leven’. Zelfs: ‘het meisje zonder wie ik niet kan leven’ of is dit in strijd met uw taalgevoel? Bij zaken loopt men vast: ‘de wet die oud is’ en ‘de wet waarop dit berust’, maar onmogelijk zijn ‘de wet volgens wie dit mag’ en ‘de wet waarvolgens dit mag’.
Zoekt men met alle geweld naar een bijvoeglijke bijzin in de laatstgenoemde constructie, dan biedt welke een uitweg: ‘de wet volgens welke dit mag’.
Ook in andere ingewikkelde verbindingen in de geschreven taal hebben welke en de daarbij behorende buigingsvormen nog een taak. Bijvoorbeeld: ‘De bedoelde voorstellen van welker aanneming onze plannen voor het nieuwe begrotingsjaar afhangen, zijn nog niet behandeld’. Stijf maar duidelijk.
Wie welker verafschuwt, heeft nog een mogelijkheid in: ‘de bedoelde voorstellen van de aanneming waarvan onze plannen enz.’ Minder stijf, even duidelijk. Beide zinnen rieken sterk naar de kanselarij met de tinnen inktkokers en de krassende kroontjespennen. Is er beslist geen noodzaak om zo'n mededeling in een constructie met een bijvoeglijke bijzin onderdak te brengen, dan geven wij de voorkeur aan bijvoorbeeld: ‘De bedoelde voorstellen zijn nog niet behandeld. Van de aanneming daarvan hangen onze plannen enz.’
Hetzelfde geldt voor het gebruik van welke in zinnen waarin het antecedent in dezelfde vorm of met een andere naam wordt herhaald. Bijvoorbeeld:
Hij was slordig, welke eigenschap hem zijn baan kostte.
De jongen stopte zijn spiekpapiertje in zijn mouw, welke beweging de onderwijzer zag.
De Johanna, welk schip veel eigenaars had gehad, werd gesloopt.
Men waarschuwde hem voor de gevolgen, welke waarschuwing hij onder hooggelach in de wind sloeg.
Deze zinnen zijn typisch geschreven taal en ze kunnen zonder twijfel hierin een nuttige functie vervullen. Men hoede zich echter voor overdrijving. Een tekst die de eenheden van gedachten los van elkaar in een logisch verband plaatst, is daarom nog niet platvloers! Voorbeeld: ‘De armband en het snoer welke voorwerpen mij uit de nalatenschap toekomen, zijn niet in de brandkast aanwezig.’ Anders: ‘De armband en het snoer komen mij enz. Ze zijn echter niet enz.’ Weer anders: ‘De armband en het snoer zijn niet in de brandkast aanwezig. Ze komen mij evenwel enz.’ De bijwoorden echter en evenwel drukken de samenhang met het voorafgaande uit; hetzelfde effect kan men ook op andere manieren bereiken, bijvoorbeeld met het voegwoord maar: ‘de armband enz...., maar ze...’
Zoals zo dikwijls, hebben bij die en welke de wrijfpunten betrekking op de spanning tussen schrijftaaltraditie en normaal spreken, tussen drang naar vormelijke, waardige stijl en streven naar zakelijkheid en duidelijkheid. Er zijn, ook bij de betrekkelijke voornaamwoorden, nog meer wrijfpunten, nog meer onzekerheden. Het beste middel om deze te ontdekken is les geven in de Nederlandse taal aan buitenlanders. Het mag u niet verbazen, in een Nederlandse spraakkunst voor Engelsen te lezen: ‘Hoe heet die Rus met wie je stond te praten’ or ‘waarmee je stond te praten’. Maar dat laatste voorbeeld werpt te veel vragen op dan dat wij ze nu nog zouden kunnen behandelen. Dat er iets met dat waarmee aan de hand is, is duidelijk. Graag uw mening hierover.