Dat is geen stijl!
Ieder kind moet eigenlijk twee keer leren schrijven. De eerste keer moesten we met potlood netjes al die moeilijke letters proberen te maken, en als we dat met het tongetje uit de mond tenslotte redelijk konden, mochten we voor het eerst van ons leven met pen en inkt schrijven. In die tijd deed je nog je bèst als je schreef.
Toen kwam de tweede keer... of is die eigenlijk altijd achterwege gebleven? Hebben we werkelijk op school ook geleerd wat stijl was? Wat het verschil was tussen een onleesbaar vervelend stuk, en een pittig geschreven, duidelijk, vlot stuk met dezelfde inhoud? Of hebben ‘ze’ ons wijs gemaakt dat je als goeie opstelschrijver geboren moet zijn? Dat niemand je die moeilijke kunst kan aanleren?
Ja, in dat geval schiet er niets anders over dan maar te volharden in de stilistische boosheid. Natuurlijk: een goed opstel. een levendige brief schrijven, dat is voor een belangrijk deel een kwestie van aanleg, maar toch zeker niet helemaal. Ook de slechtste stilist kan een massa fouten leren vermijden.
Er worden afgrijselijk veel fouten gemaakt in ons taalgebied. Meer dan in andere? Wie zal het zeggen? Sommige mensen zijn hier heel positief in hun oordeel. Misschien mogen wij hier een paar zinnen aanhalen van prof. Van Haeringen. Die betoogt dat het vroeger bij ons niet beter was, en vervolgt dan: ‘Is dan de idealisering van “vroeger”, hetzij didactisch-pedagogisch hetzij sociaal, misplaatst, de klagers over het slechte Nederlands wijzen ook graag op “het buitenland”, en wel voornamelijk op Frankrijk en Engeland, waar het veel beter heet gesteld te zijn. De overtuigdheid waarmee dat soms wordt beweerd, heeft mij dikwijls met bewondering vervuld voor de kennis die verschillende Nederlanders moeten hebben van de schriftelijke taalhantering bij de gemiddelde “ontwikkelde” Fransman en Engelsman, maar nog meer mij beschaamd doen staan over mijn geringe kennis van het Frans en het Engels, in vergelijking met die vrij talrijke landgenoten, die blijkbaar die talen dusdanig beheersen dat zij over het Frans van Fransen en het Engels van Engelsen een oordeel kunnen uitspreken.’ (Levende Talen 1956, 349).
In hetzelfde stuk citeert prof. v. H. een ingezonden stuk uit een Engels weekblad, waarin een zekere Ralph Elliott klaagt over het lage peil bij het gebruik en het verstaan van Engels, zoals dat voorkomt bij sommige aankomende studenten. Bij het lezen van 2.000 opstellen voor het General Certificate of Education bleken de vreemdelingen heel wat behoorlijker prestaties te leveren dan de Engelsen zelf. Een wat de spelling betreft: een slecht spellende eindexaminandus is in Engeland iets heel gewoons!
Al zit het kwaad bij anderen dus even diep als bij ons, dat ontslaat ons niet van de plicht om er alles aan te doen wat we kunnen. Wat zouden de oorzaken kunnen zijn?
1. | Sommige mensen schrijven over dingen waar ze veel te weinig van weten. Bij gebrek aan feitenkennis ontstaat er geklets, bladvulpraterij. |
2. | Anderen hebben genoeg feiten tot hun beschikking, maar ze hebben die niet geordend. Het staat hun niet helder voor de geest wàt ze nu eigenlijk precies willen betogen. Hier kan een schema heel goede diensten bewijzen. |
3. | Soms weten we heel goed, waar we heen willen, maar we vertellen het niet duidelijk. Misschien is onduidelijkheid ieder mens wel aangeboren. In dat geval zou iedereen een tijd leraar moeten zijn of onderwijzer. Vertel een klas maar eens iets - naar uw eigen gevoel - heel duidelijk; laat de kinderen dan direct daarna op schrift navertellen wat u zei. Dan krijgt u de ergste dingen te zien. Natuurlijk, sommigen hebben niet opgelet, maar als werkelijk niemand of bijna niemand precies uw bedoelingen weergegeven heeft, dan kunt u gerust aannemen dat duidelijkheid veel moeilijker te bereiken is dan u denkt. |
U kunt dezelfde proef met uw jongste bediende nemen. Zulke dingen zijn bijzonder nuttig: ze leren u precies hoe u de grootst mogelijke helderheid kunt bereiken.