Titels...
Met genoegen heb ik gelezen hoe fijngevoelig en respecterend, een ieder het zijne gevend, de Hooggeleerde Heer voorzitter de congresgangers aansprak aan het begin van zijn inleidingswoord. Dit is een voorbeeld voor menige spreker. Ik ben van mening dat de professor hiervoor de uitzonderlijke titel Hoogedelgeleerde Heer toekomt. Die is er nog niet; kijkt u maar na in uw zakagenda.
Hij sprak over de aanhef van zijn toespraak als van een ‘zo allesomvattende en tevens subtiel onderscheidende wijze van welkom heten’. Met alle respect meen ik toch dat hij hier iets te gauw tevreden was met onze huidige aanspreektitulatuur. In een verzameling van 800 taalkundig geïnteresseerde toehoorders is stellig veel meer schakering dan met de genoemde titels overeenkomt.
Ik geloof dat er te weinig aanspreektitels zijn. De voorzitter heeft wel Hoogedelachtbare Heren toegesproken maar geen Edelhoogachtbare. Misschien waren deze niet onder zijn gehoor; verhinderd door drukke ambtsbezigheden. Het is zeer juist door deze fijnvoelende inversie het onderscheid aan te duiden tussen het Edelhoogachtbare lid van de Hoge Raad en de Hoogedelachtbare ‘burgemeester van een grote stad’ (welke?). Raadsheren van een gerechtshof en curatoren van een hogeschool of universiteit moeten daarentegen met dezelfde titel toe. Dat lijkt me niet gewenst. Ik stel voor Edelgrootachtbare te behouden voor de eerstgenoemden en de titel Grootedelachtbare voor curatoren in te voeren. Is er ook niet meer behoefte aan Weledelachtbare Heren? Wellicht wel, nietwaar? Bijvoorbeeld voor presidenten van rechtscolleges of burgemeesters van middelgrote gemeenten?
Het is opmerkelijk dat men wel Hoog-, Hoogwel- en Weledelgeborenen erkent, maar nog te weinig Hoogedelgeboren lieden. De twee Edelgestrenge titels strekken zich uit over een te grote menigte van burgerlijke en militaire heren. Deze titels degenereren zo langzamerhand tot massatitels en dat is natuurlijk nooit de bedoeling geweest. Hier raken de fijne nuanceringen wel erg in het gedrang. Naast de betitelingen Hoogedelgestreng en Weledelgestreng zouden Zeeredelgestreng en Grootedelgestreng uitkomst kunnen verschaffen.
Is er naast al dat Achtbare, Eerwaarde, Geborene, Gestrenge en Geleerde geen dringende behoefte aan meer onderscheidingen? Stellig wel. Wat dunkt u bijvoorbeeld van Weledelvernuftige en Hoogedelvernuftige Heer voor Ir's en Mr's en van Weledelverkoren en Hoogverkoren Heer voor de leden van onze volksvertegenwoordiging en van de Provinciale Staten? En zou de reeks Weledelgeduchte, Zeergeduchte, Weledelzeergeduchte, Hooggeduchte en Hoogedelgeduchte Heer niet zeer geschikt zijn voor de opper-, hoofd- en andere officieren van onze Land-, Zee- en Luchtmachten?
En moeten onze onvolprezen schrijvers en dichters, componisten, schilders, beeldhouwers en andere prijsgegadigden nog langer als titellozen door het leven gaan? Ik stel voor ten behoeve van de scheppende en uitvoerende kunstenaar: Welgeprezen Heer, Hooggeprezen Heer e.d.
Ik ben van mening dat u ten gerieve van geheel titelzuchtig Nederland, de zakagendaraadplegers incluis, eens enige aandacht aan deze uitermate netelige zaak dient te wijden.
K.W.
(Red. Is al gedaan. O.T. 1952, blz. 31, 40, 41. Geen succes.)