Samenstellingen
Veelvuldig ontstaan woorden door analogie naar bepaalde woorden of combinaties van woorden. Hetzij afleidingen volgens een bepaald systeem van voorvoegsels (be-, ge-, aarts-, on-, wan-) of achtervoegsels (-er, -aar, -ier, -in, -es, -e, -ster, -je, -tje, -baar, -zaam, -lijk, -heid e.d.) of klinkerwisseling (spraak naast spreuk; brok naast breuk; band naast bond). Of samenstellingen van woorden naar het voorbeeld van in vorm daarmede overeenstemmende samengestelde woorden.
Op deze samengestelde woorden ga ik hier iets nader in. Ik wil speciaal trachten vast te stellen, welke samenstellingen binnen het Nederlands passen en welke niet. Daar het aantal typen van samenstellingen echter zeer groot is, moet ik mij hier beperken; ik wil slechts uitweiden over samenstellingen, waarvan één van de componenten een zelfstandig naamwoord is.
Zelfstandige naamwoorden kunnen worden gecombineerd met andere substantieven, met werkwoorden, met bijvoeglijke naamwoorden, met bijwoorden, met telwoorden en met voorzetsels.
Wanneer twee zelfst. naamwoorden met elkaar worden verbonden, kan de aanleiding daartoe verschillend zijn. Soms wil men een object vergelijkenderwijs verbinden met een object uit een andere omgeving bijv. kikvorsman (een duiker zich gedragend als een kikvors); zebrapad (een gedeelte van de rijweg, dat gestreept is als de huid van een zebra). Zulke woorden passen in het algemeen binnen het kader van het Nederlands. Eveneens vergelijkende samenstellingen als: kunstmaan, kunstplaneet.
Samenstellingen, waarvan de eerste component een bepaald zintuiglijk waarneembaar kenmerk uitdrukt (geluidsband, motorpolitie, zakroman, hefschroefvliegtuig) zijn heel gebruikelijk.
Verdacht zijn echter de samenstellingen, waarvan de tweede component een abstract kenmerk aanduidt: landbouwpositie, waterniveau, glasdikte, weglengte, fotogrootte, getallenrelatie, berghoogte, torenhoogte. Een samenstelling kan ook worden aanvaard, wanneer de eerste component aanduidt, waarvan het door de andere component vermelde afkomstig is. Bijv. zonneenergie, brandschade, kolenvuur. Hierbij moeten ook combinaties van zelfstandige naamwoorden met soortaanduidende eigennamen worden genoemd: (een) dieselmotor, (een) röntgenapparaat, (een) rohrschachtest, (een) salomonsoordeel. Wanneer de eigennaam echter niet soortaanduidend is, moet de samenstelling worden afgekeurd: (de) Monroeleer, (de) Kollewijnspelling, (de) Archimedeswet, (de) Pythagorasstelling. Ongetwijfeld past het best binnen het kader van het Nederlands: de combinatie van twee substantieven, waarvan het eerste de bestemming vermeldt voor hetgeen door het andere substantief wordt uitgedrukt: rijwielpad, autoweg, autopiama, beeldscherm e.d. Ook de woorden ‘vaderdag’ en ‘moederdag’ kunnen hierbij worden genoemd.
Men zij echter voorzichtig. Ogenschijnlijk zijn met dit type van samenstelling gelijk te stellen woorden als koningskeuze, radiodistributie en grenscorrectie. In werkelijkheid blijkt deze gelijkstelling echter niet juist. ‘Koningskeuze’ drukt niet uit de keuze ter wille van de koning, maar veeleer: het gekozen worden van een koning; ‘radiodistributie’ het gedistribueerd worden van radio-uitzendingen; en ‘grenscorrectie’ duidt het gecorrigeerd worden van de grens aan. Deze objectieve combinaties zijn in het algemeen afkeurenswaardig; ook al heeft men de indruk, dat ze burgerrecht hebben verworven.
Wel sluiten zich bij zulke aanduidingen van een bestemming aan: de combinaties van zelfst. naamwoorden met werkwoordstammen, bijv.: kijkgeld, rijbewijs, parkeerterrein, stemhokje, aanhangwagen.
Eveneens combinaties met de door -ing van de infinitief afgeleide vormen; zelfbedieningszaak, keuringsarts, reddingsbrigade, handelingsbevoegdheid. En merkwaardigerwijs in dit geval ook, wanneer de eerste component in een passieve relatie staat tot de tweede; zonsverduistering, stadsuitbreiding, volksontwikkeling, woordvorming, vuilverbranding, boekenveiling, verkeersopstopping, kernsplijting, vakantiespreiding.)
Combinaties van een substantief met een infinitief of onvoltooid deelwoord blijken steeds mogelijk: potverteren(d), pandverbeuren(d), ademhalen(d), plaatsvinden(d), huishouden(d), houthakken(d).
Daarentegen moeten combinaties met een voltooid deelwoord zonder meer worden afgewezen: watergekoeld, luchtgekoeld, gasgevuld, oliegestookt, bloedbevlekt, handgesmeed, sneeuwbedekt, goudomrand, e.d.