U vraagt
of ‘Aan Zijner Excellentie’ op een enveloppe mag. Nee. Of ‘Aan zijne’ of het oude, maar dan ook heel oude ‘Zijner E.’ □ En de Excellentie is een hij (zijn) als hij een man en een zij (haar) als zij een vrouw is. Bij de voornaamwoordelijke aanduiding gaat het biologische geslacht voor en niet het genus (het woordgeslacht). □ Service, moeilijk in uitspraak en een beetje moeilijk in spelling. Houdt service in dat de dienst gratis wordt verricht? Onzes inziens niet geheel. De CTT stelt voor: 1. bediening (in een winkel), 2. dienstbetoon (extra, gratis), 3. hulpdienst. □ Een Drentse tentoonstelling werd aangekondigd, die zeer zeker niet in het minst de belangstelling verdient. Begrijpelijke fout. We moeten erg bescheiden zijn, want in de jaargangen van O.T. zult u hem ook wel eens vinden. □ ‘Bij deze gebouwen kan men niet van te voren weten voor welke periode zij nodig zijn en dienen zij dus eenvoudig te zijn.’ Dunkt ons Tante Betje te zijn: en zij dienen dus enz. □ De voorzitter van een examencommissie zeide, blijkens een krantenverslag, tijdens de uitreiking van de diploma's ‘dat men hoe langer hoe meer de waarde van de studie steeds minder gaat beseffen’. Wij zien niet in waarom deze zin (echt) fout zou zijn. Hoe langer hoe meer steeds minder, men kan het zich voorstellen. □ En wij schreven elegant in onze oproep voor het congres: ‘wij hopen u gaarne te mogen begroeten’. Dat kajje niet doen, schreven velen, gaarne hopen. Ondertussen stonden de woorden gedrukt en wij in ons hemd. □ Hoe heet iemand die de notulen (klemtoon op o...) maakt. Een notuleur of een notulist? Wij zouden vrede met notuleur hebben als dat woord in het Frans bestond, maar jammer genoeg zijn de notulen in het Frans geen notules. Naast ons notuleren bestaat geen Frans notuler. Wij pleiten
daarom voor notulist. De uitgang -ist is weliswaar vijf- zeshonderd jaar geleden aan het Frans ontleend, maar voelt zich sindsdien volkomen in onze taal thuis, zelfs achter Nederlandse woorden: drogist, bloemist, klokkenist. □ Onomwonden uw mening geven, zegt iemand met grote nadruk; het betreft: collegae. Is dit meervoud niet aanstellerig? We hebben toch collega's? Is het niet ‘klein’ als men zijn kennis van drie, vier Latijnse woorden ten toon wil spreiden? Wij moeten deze opmerkingen beamen. Onder voorbehoud weliswaar: het kan zijn dat iemand met de Latijnse uitgang een bepaald stijleffect beoogt, bijv. humor, deftigheid, luister. De Nederlandse uitgang heeft misschien nog het voordeel dat de bijzonder lachwekkende vorm collegae's vermeden wordt. Aan musea's hebben we al genoeg. □ Een 43 × 61 cm groot raambiljet in Den Haag is gewijd aan een ‘Groots Rock and Roll Vestijn in de grote zaal Amecitia’. Waarom niet meteen Ammusisija, gelijk men Amicitia noemt? □ ‘Hij overreikte hem enz.’ moet zijn ‘Hij reikte hem over enz.’. Net als ‘Hij kwam aan’. In ondergeschikte zinnen natuurlijk: ‘... dat hij het hem overreikte’. Net als: ‘... dat hij daar aankwam’. □ Een verwijtbare schuld is ons wel onbekend, maar dat zegt, gelijk u allang weet, niets. Het woord is volkomen correct gevormd. □ ‘Tot voor kort kon men in de A'damse tramwagens lezen dat personen beneden de 21 jaar verplicht zijn aan invaliden en oudere personen hun zitplaatsen af te staan. De zich vervelende passagiers konden zich dan, als tijdspassering, met de vraag bezig houden wie met die oudere personen bedoeld werden, personen ouder dan 21 jaar of personen ouder dan de invaliden. Had men gesproken van minderjarigen, invaliden en ouderen (of ouden van dagen), dan was alles in
orde geweest’. Aldus een goede vriend van O.T. □ Ik kan mij moeilijk voorstellen - zegt hij, peinzend over onze landbouwwoorden - dat de boer of de dorpssmid zal gaan spreken van een stoppelschijvenploeg.