We herkennen dit patroon in 's-Gravenhage (des graven hage), ook in de Amsterdamse straatnaam 's Gravenhekje. In die broeders doot en het boeren soontje is, zelfs voor onze begrippen, een hoofdaccent op resp. doot en soontje normaal (vgl. boerenZOON). Vatten we PrinsenGRACHT op als des prinsen gracht, dan is er niets vreemds aan dit accent. Evenmin vreemd zou het zijn als dergelijke namen als voorbeeld andere hebben beïnvloed: dus geleid hebben tot StationsPLEIN. En die voorbeelden moeten voor sommige reeksen namen talrijk geweest zijn. Een begrip als weg of dijk vraagt om een nadere bepaling van richting, doel of kenmerk, dus ook om een bijvoeglijk naamwoord; het type Bloemendaalse weg is zeer verbreid. Al dergelijke namen leveren samenkoppelingen en dus ook eindaccent op. Een ParkWEG sluit zich hierbij aan. En des te gemakkelijker omdat altijd de reeds gesignaleerde tendens naar eindaccent in vertrouwde namen werkt.
Uit het bovenstaande zijn te verklaren verschillen als tussen NieuwenDIJK en NIEUWstraat, die resp. horen onder II en I. Gevallen als LANGEstraat, (met een verbogen bijvoeglijk naamwoord en daardoor dus een samenkoppeling) hebben het type II niet kunnen volgen omwille van de noodzakelijke duidelijkheid; anderzijds heeft ParkWEG (een echte samenstelling) zich zonder gevaar bij II kunnen aansluiten.
Opmerkelijk is nog de zwenking die het accent kan aannemen in straatnamen e.d. met woorden als Noord-, Oost- enz. Wat zijn dit voor woorden? Bijvoeglijke naamwoorden, zelfstandige naamwoorden? Omdat dit niet terstond duidelijk is, geven deze woorden niet de doorslag; zij bepalen niet met zekerheid of we met een samenstelling of een samenkoppeling te doen hebben; andere factoren bepalen dan de uitslag. Zo bijvoorbeeld deze: bij een NOORDeinde heeft vroeger een NOORDpoort gestaan, die een onmisbaar tegenstellingsaccent bezat wegens andere poorten. Waar die historische omstandigheid niet gold, kon het NoordEINDE worden. Oostplein is andere pleinen nagevolgd OosterPARK leverde geen moeilijkheid op; hier geldt type II.
1. In woorden als kerkweg, kerkstraat, zijstraat, dwarsstraat, e.d., die alle koude samenstellingen zijn, krijgt het eerste deel reeds normaal het hoofdaccent. Nu blijkt dat hoofdaccent als het ware slechts één keer vergeven te kunnen worden in een samenstelling of samenkoppeling. Wanneer dit rust op kerk-, zij-, dwars- of duin- dan blijft het daar ook op rusten, dus: DriehuizerKERKweg, LooiersDWARSstraat, en ook Grote HOUTweg.
2. Een bijzonder nadrukkelijk accent in een eigennaam gaat in een samenstelling als hoofdaccent fungeren. Dus: JuliAnaplein, naast FrederiksPLEIN.
3. Wanneer een persoonsnaam bestaat uit een voornaam en een achternaam, dan krijgt steeds de achternaam het hoofdaccent in het tweetal. Ook dit hoofdaccent kan zich handhaven: Hendrik MANDEweg.
We merkten reeds op, dat persoonsnamen slechts zelden een onjuist accent krijgen, afgezien natuurlijk van die gevallen, waar die namen verkeerd gekozen zijn en een uitnodiging tot verhaspeling betekenen, zoals bijvoorbeeld Hygieaplein. Een merkwaardige uitzondering wordt gevormd door de gangbare uitspraak BilderDIJKstraat. Hier doet zich echter gelden dat zowel in plaats- als straatnamen DIJK het accent krijgt en meestal ook grammaticaal verdient. De in dit blad genoemde uitspraak WeissenBRUCHstraat wordt ook aannemelijk, wanneer we die uitheemse eigennaam op het gehoor ‘vertalen’ met Wijze BRUGstraat, en dan is de accentuering volkomen juist.
Het is ondoenlijk om binnen het kader van een artikel alle oorzaken van de verschillende accentueringen te noemen, laat staan het mogelijk te maken alle accentverschijnselen te rubriceren. Regionale accentgewoonten spelen een rol naast soms niet meer te achterhalen plaatselijke omstandigheden. Bij namen met vele lettergrepen kan het hoofdaccent enigszins onbepaald blijven, omdat het eigenlijke nooit die vertrouwde ligging krijgt als in een eigennaam hoort. Het komt pas tot rust wanneer men ertoe overgaat de lange straatnaam te bekorten (Van TUYLLweg uit: Van Tuyll van Serooskerkenweg).
Eén ding zal echter wel duidelijk geworden zijn: dat die speelse accentuering geen onordelijkheid als oorzaak heeft; er zijn velerlei taalkundig gezonde redenen waarom men een accent legt daar waar het volgens logische redenering niet hoort. Voor een goede beoordeling daarvan is het nuttig zich te verdiepen in de geografische en historische situatie van zijn naaste omgeving en in de soms verborgen eigenlijke betekenis van een der delen van een straatnaam. De namen uit de naaste omgeving helderen vaak veel op, omdat zij als voorbeeld kunnen hebben gediend bij de accentuering, al was het slechts om een tegenstelling te scheppen.
J.J.M. Bakker, lit. drs.