U en jullie
(Mej. J.P.) Ik hoor wel eens u gebruiken in de betekenis van men, of liever, van je, als onbepaald voornaamwoord. Ik krijg dan de indruk dat de spreker het gebruik van je te familiaar vindt in een gesprek met iemand die hij niet met je aanspreekt; hier zou dan een verwarring plaats hebben van je als persoonlijk en als onbepaald voornaamwoord. Een voorbeeld: ‘Hij zei, dat ik de zaak moest aangeven, maar ik vind dat u dat in zo'n geval niet kunt doen.’
Van u naar jullie. Er zijn mensen die in u blijkbaar geen meervoudsvorm voelen of die bang zijn dat in bepaalde gevallen u niet duidelijk genoeg het meervoud doet uitkomen. Zij zeggen dan jullie tegen personen gezamenlijk, die zij elk afzonderlijk stellig niet tutoyeren. Een voorbeeld uit mijn dagelijks werk in een bibliotheek: ‘Hebben jullie hier ook het boek...?’ Dit jullie geeft mij altijd hetzelfde onaangename gevoel als het aangesproken worden met ‘dame’ (waarop ik zo graag eens zou reageren met ‘Man, ik bèn geen dame’, maar de dame in mij weerhoudt me hiervan) en ik stop deze sprekers in hetzelfde hokje waarin de dààg- en sorryzeggers zitten, welke woorden, vooral gebruikt tegen ouderen en vreemden, mij ook onplezierig aandoen.
Het feit dat u zowel enkelvoud als meervoud is, hindert mijzelf trouwens als ik met twee personen spreek van wie ik de een tutoyeer maar de ander niet; eveneens in een gesprek met een groter gezelschap dat voor een deel uit ‘je's’ en voor een deel uit ‘u's’ bestaat.