Wat is er?
Het katje dat aan de tak groeit is niet hetzelfde als het katje dat met een klosje speelt. Twee zulke woorden noemen we homoniemen: ze hebben de betekenaar gelijk (de klanken), maar de betekenis niet.
Ik dacht aan die katjes toen ik de titel boven dit artikel neerschreef. Want hoe langer je over er nadenkt, des te meer het begint te lijken op een veelkoppig homoniemendier dat je niet kunt verslaan. Het is om er nachtmerries van te krijgen.
Voorbeelden van er in een zin kan iedereen in overvloed maken, maar het zal niemand meevallen de ‘regels’ van er te formuleren.
er werd niet gesproken
er bestaat geen vrees
je ziet er moe uit
wil je erin of eruit
hij heeft er niets aan
tel het erbij op
Wie uit vreemde talen in het Nederlands moet vertalen, weet dat hij soms in het Nederlands er moet ‘invoegen’ om de zin te laten ‘lopen’. Bijvoorbeeld:
sie sieht nett aus
ze ziet er aardig uit
Het kan ons overkomen dat we een enkele keer twijfelen. Moet ik schrijven:
dat is niet iets om je erover op te winden
of is dat onjuist en moet daarbij er wegvallen? Dus:
dit is niet iets om je over op te winden.
Eer het kleine! Er is schijnbaar een onschuldig woordje dat met een klein plaatsje in de spraakkunst tevreden is, maar o wee! Of het in werkelijkheid zeven homoniemen zijn of meer of minder, ik weet het nog niet, maar in geen geval kom ik er in dit kleine artikel mee klaar. Ik zou aan een heel dik boek van honderden bladzijden niet genoeg hebben.
U gelooft me misschien niet; daarom steek ik nu van wal met een paar voorbeelden:
iemand slaapt er
hij slaapt er
Dat is hetzelfde er, zou u denken. Toch niet. Probeer het maar eens op de eerste plaats van de zin te zetten:
er slaapt iemand
er slaapt hij (uitgesloten)
Ziet u wel dat we al vastgelopen zijn? Er is één soort er dat eerste zinsdeel kan zijn en een tweede soort dat niet op die plaats kan staan. Nu maken we die zelfde zinnetjes vragend:
slaapt er iemand?
slaapt hij er?
Opnieuw is er plaatsverschil tussen de twee er's. Er blijkt uit dat het eerste er door zijn plaats intiem met de persoonsvorm verbonden is; het tweede lang niet zo. Daarom noemen we dat eerste wel plaatsonderwerp; het cirkelt bij voorkeur rondom het vervoegde werkwoord, zoals ook gewone onderwerpen meestal doen in de hoofdzin.
Het tweede er zouden we in de spraakkunst bijwoordelijke bepaling noemen; dat is natuurlijk niets nieuws voor u.
Bent u een beetje bekomen van dat eerste begin, dan kunnen we voorzichtig een stapje verder gaan. Laat ik maar opnieuw twee zinnetjes geven om te vergelijken:
op mijn kamer slapen twee kinderen
op mijn kamer slapen er twee
Wat is hier gebeurd? In een onderwerp dat uit een telwoord plus een zelfstandig naamwoord bestaat (twee + kinderen) hebben we het zelfstandig naamwoord weggelaten. En nu kunnen we plotseling de hulp van er niet meer missen. Is het niet vreemd?
Behalve voor de reeks één, twee, drie enz. geldt die regel ook nog voor enkele, een stel, een paar e.d.:
op mijn kamer slapen een paar kinderen
op mijn kamer slapen er een paar
op mijn kamer slapen een paar (uitgesloten)
Aan het laatste voorbeeld ziet u duidelijk dat we er hier weer niet kunnen missen. Hier heeft het dus iets met telwoorden te maken. Het is weer heel iets anders dan de twee eerste er's; daar komen we straks nog op terug.
Nu komt er opnieuw een andere soort er: er namelijk als deel van een grotere groep zoals er... van, er... onder enz. Vindt u het vreemd dat ik de twee leden van die groepen apart schrijf en niet aan elkaar? Ja, dat is een moeilijke kwestie waar ik maar niet op inga; ik mag van dit artikel toch geen vervolgverhaal maken in afleveringen? Liever geef ik weer een paar voorbeelden:
mijn tante woont ernaast sinds een hele tijd
mijn tante woont er sinds een hele tijd naast
Naast heeft dus ten minste twee plaatsmogelijkheden. Herinnert u zich nu nog uit het begin dat één soort er bezwaar maakte tegen de eerste plaats in de zin? Laten we eens nagaan, hoe het met er in ernaast staat:
ernaast woont mijn tante sinds een hele tijd
er woont mijn tante naast sinds een hele tijd (uitgesloten)
Samen met naast kan er nu wèl eerste zinsdeel zijn, zonder naast gaat het beslist niet. Maar al kunnen we ernaast op de eerste plaats zetten, met erin lukt dat weer niet:
erin lagen de papieren (uitgesloten)
Met daarin gaat het uitstekend; trouwens met daar alleen lukt het eveneens:
daar lagen de papieren in