Perikelen van taal en stijl
Onder deze titel heeft de Kon. Nederlandsche Uitgeversbond een soort taaldecreet uitgevaardigd voor auteurs. Een curieus stukje werk, waarin de stelligheid van het vetgedrukte, telkens terugkerende fout recht evenredig is met de blijkbare onkunde. Het is moeilijk aan te nemen dat een taalkundig geschoolde zoveel krasse, maar ongefundeerde uitspraken voor zijn verantwoording zou durven nemen.
Zo wordt weer eens verkondigd dat na een vergrotende trap als altijd fout is. (Heren Uitgevers en Correctoren: dat is niet zo, en ook nooit zo geweest in beschaafd Nederlands. Er is werkelijk overvloedig bewijsmateriaal voor het tegendeel van uw mening). Verder geldt: ‘der nooit gebruiken bij nietvrouwelijke zelfstandige naamwoorden’. (Kom nou: is het lot der arbeiders fout?)
Wat zou men volgens de K.N.U.B. alleen mogen gebruiken wanneer het betrekking heeft op een hele zin. Maar bij iets, niets, al, alles, datgene e.d. hoort wat: ‘al wat ik weet...’ Onherroepelijk fout zou ook zijn: de man waarmee ik stond te praten. Dit is echter goed, beschaafd en algemeen Nederlands; de man met wiè... is niet beter. Er zijn gevallen waarin het beleefder kan schijnen (op grond van een soort bijgeloof) niet de vorm met waar te gebruiken voor personen. Maar dit geeft recht noch reden om ieder waarmee voor personen fout te verklaren. Zelfs in een oude spraakkunst van 40 jaar geleden werd zo'n stijf voorschrift vermeden. Wat we hier signaleren, is een van die hardnekkige legendarische taalwetten die voornamelijk berusten op de betweterigheid van bureauchefs en van half-ontwikkelde schoolmeesters uit de vorige eeuw.
Van hetzelfde kaliber als het voorgaande is deze even drastische als bekrompen regel, dat een aantal mensen gaat wandelen goed is, maar gaan wandelen fout. Het merkwaardige is, dat juist in dit voorbeeld van de uitgeversbond gaan wandelen evenzeer goed kan zijn.
Beslissend is of een aantal mensen moet worden opgevat als een eenheid of een veelheid. En dit hangt geheel af van de bedoeling, de visie van de schrijver of spreker.
Men mag aannemen dat een bond behoefte kan hebben aan ordelijke afspraken, ook op taalgebied. Maar van een uitgeversbond mocht men verwachten, dat de nodig geachte richtlijnen niet in de eerste plaats een demonstratie zouden worden van een bedilzucht, die haar fundament niet vindt in een goede grammatica, noch in het beschaafde taalgebruik.
drs. J.J.B.