Noord en zuid
Dat de Vlamingen ‘Frans van levensopvatting en karakter’ (een geciteerde mening in O.T. nov. '59) zouden zijn, is geenszins de mening van de Fransen zelf. Zelfs de Vlamingen die als Frans schrijvende auteurs naam hebben gemaakt, blijven zij als echte Vlamingen beschouwen, tot grote ergernis trouwens van de betrokkenen! Weet u bijv. dat het meesterwerk van Ch. De Coster ‘La Légende d'Ulenspiegel’ weinig bewonderaars in Wallonië en Frankrijk heeft en het in sommige geschiedenissen van de Franse literatuur helemaal niet wordt vermeld en andere er slechts enkele regels aan wijden? Daartegenover staat dat van de Russische uitgave alleen een miljoen exemplaren zijn verschenen!
Iedereen die gemeenschappelijke vergaderingen van Walen en Vlamingen bijwoont, wordt steeds getroffen door het grote verschil van opvatting dat tussen hen bestaat over culturele, sociaal-economische, politieke en godsdienstige vraagstukken. De drie Belgische nationale partijen weten ervan mee te spreken!
Het is wellicht wel juist, wat u verder schrijft, dat men in de Franse kranten in België niet zoveel afwijkingen vindt van het Frans in Frankrijk. Onze Frans sprekende landgenoten hebben zich altijd ongehinderd op de kennis van hun moedertaal kunnen toeleggen. Dit heeft echter niet belet dat het Belgisch Frans sterk de invloed van de Vlaamse dialecten heeft ondergaan, eensdeels door het feit dat vele Vlamingen zich om economische redenen in Wallonië zijn gaan vestigen, anderdeels omdat de tweetaligheid van de leidende standen in het Vlaamse land onvermijdelijk op taalbederf moest uitlopen. Ik spreek dan nog niet eens over het Beulemans-Frans te Brussel, waarmede zo vaak de draak is gestoken! Dat alles verklaart dat ook de Frans sprekenden in België de behoefte aan taalzuivering hebben gevoeld. G.O. D' Harvé publiceerde jaren geleden een lijvig boekdeel ‘Parlons Bien!’, waarin honderden ‘flandricismen’ voorkomen. Het bevat 480 blz. doch dit bleek nog onvoldoende, want de auteur liet een vervolg verschijnen ‘Parlons Mieux!’ van 414 blz.! A. Dauzat schreef in zijn ‘Histoire de la langue française’: ‘A part le Midi, c'est la Wallonie qui présente le français le plus altéré’.
Ik zeg u dat alles om te reageren tegen een bepaalde neiging bij sommige Nederlanders om de taaltoestanden bij de Vlamingen als een unicum te beschouwen en om aan te tonen dat men in een tweetalig land niet aan een zekere mate van taalmenging kan ontkomen. Zulks gebeurt zelfs in landen waar maar één taal wordt gesproken, zoals blijkt uit uw strijd tegen anglicismen en germanismen.
Het zij me veroorloofd te sluiten met de volgende woorden van Aug. Vermeylen, geschreven in 1900: ‘Want om Europeeërs te zijn, moeten wij eerst en vooral iets zijn. En zolang het zovelen onder ons aan klaar uitgesproken oorspronkelijkheid, aan eigen uitdrukking van eigen wezen ontbreekt; zolang zij uitsluitend op een Franse beschaving blijven teren, welke zelfs de meest verfransten toch nooit geheel in zich kunnen opnemen; zolang zij maar een weerschijn zijn van een beschaving, die met hun diepst en volledigst wezen niet strookt; zolang hun verbasterde halfslachtigheid ze tot onmacht doemt; in één woord, zolang ze niet zich zelf zijn, zijn ze niets. En daarom, in twee regels samengevat: ‘Om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn. Wij willen Vlamingen zijn om Europeeërs te worden.’
J. Verhasselt (Brussel)