Woning(en)nood
(Ir. A.) Het is mij opgevallen dat in samenstellingen zo algemeen gebruik wordt gemaakt van het woord woning in het enkelvoud, alsof het een soortnaam is, zoals water. Zo leest men: woningtekort, -voorraad, -bezit, -telling, -schaarste, -produktie, -overschot, -bouw, -reserve. Hiertegenover staat: lerarentekort, bankbiljettenvoorraad, schepenbezit, gesprekkentelling, goederenschaarste, sigarenproduktie, leerlingenoverschot, huizenbouw, soldatenreserve.
Is het niet beter Nederlands te spreken van woningentekort, woningenschaarste, enz.? Is het gebruiken van het enkelvoud in deze samenstellingen soms een vakjargon, dat we moeten trachten uit te bannen ook uit onze wetten? Zie het ontwerp