Buiten de schoolmuren II
Het is niet mijn bedoeling de pers vrij te pleiten van schuld aan een zekere mate van taalbederf of het onderwijs de schuld aan onvoldoende taalgebruik geheel op de schouders te leggen. Ik wil er alleen tegen protesteren dat weer - zoals zo dikwijls al elders is gebeurd - twee aspecten in elkaar worden geschoven, die ver uit elkaar liggen.
Invloed van slecht taalgebruik in de bladen op het taalgebruik van de lezers - ja, zulke invloed komt voor. Maar per definitie alleen als de potentiële kwaliteit van het taalgebruik der lezers van ongeveer dezelfde orde is als die van het taalgebruik der dagbladschrijvers. In deze situatie bestaat ‘schuld’ aan de kant van de pers; laten we zeggen: schuld tegenover de lezers van Onze Taal (of zijn die immuun?), maar stellig tegenover hen, die Onze Taal zouden behoren te lezen. Dit is één aspect.
Het andere aspect doet zich dagelijks voor in de praktijk van elke hoofdredacteur van een bij een breed publiek geliefd dagblad. De stroom van brieven en ingezonden stukken, die over de redactionele schrijftafels trekt, bestaat voor een akelig aanzienlijk deel uit volkomen ondoorzichtige taalmodder. Geloof me dat een akelig aanzienlijk deel van de krantenlezers - en dus van ons volk - in zijn krant dagelijks in aanraking komt met een Nederlands, dat in kwaliteit hoog boven zijn eigen Nederlands uittorent. Met andere woorden: geloof me dat het grootste deel van ons volk van ‘de taal van de pers’ alleen maar heel veel zou kunnen leren. Die ‘Schönheitsfehler’ - och arme! Zelfs als ze die - ja heus, ze komen heel dikwijls op rekening van de haast - zelfs als ze die er bij zouden leren, maar ook voor het overige al lezend tot het niveau van ‘de krantetaal’ zouden opklimmen, dan zou er in het gebruik van de Nederlandse taal wezenlijk verbetering komen.
Wie draagt schuld aan deze situatie, als het niet het onderwijs is?
H.E.