| |
| |
| |
Verdediging tegen ‘Onze Taal’
Alle hoofden van dienst en alle omroepers van mijn omroepvereniging ontvangen maandelijks het blad ‘Onze Taal’. Zij lezen het nauwgezet en met vreugde. Toen evenwel in de eerste dagen van februari van dit jaar de 25 exemplaren van het februarinummer in boodschappenenveloppen via mijn bureau uitgewaaierd waren is er op vele wangen een blos verschenen bij het lezen van het hoofdartikel, getiteld ‘Hilversum’. De redacteur zal het mij niet euvel duiden als ik meedeel dat die blos niet, zoals hij waarschijnlijk gehoopt had, een blos van schaamte was, maar een blos van verontwaardiging. En daarom verheugt het mij vandaag een verdediging van eigen standje, uiteraard voornamelijk dat van de A.V.R.O. te kunnen houden.
Ik heb het makkelijk. Het bewuste artikel bevat meer dan tien onverhulde bezwaren tegen ons in Hilversum en daarop kan ik stuk voor stuk ingaan, hetgeen als voordeel oplevert, dat u althans ten aanzien van de radio niet in een mist van vaagheden rond behoeft te waren.
| |
Opmerking nummer 1:
‘Nieuwsdienst’. ‘Zou er niet op een of andere manier samenwerking kunnen komen met Brussel, opdat woordenkeus en zinsbouw ongeveer gelijk worden?’
Daar begrijp ik niets van. Waarom zou dat moeten? Is men ontevreden over de Nieuwsdienst in Hilversum? Moet er een scheutje Zuidnederlands bij òns bij en een paar cc Noordnederlands bij de berichten van Brussel? Kunnen beide stations hun eigen karakter niet bewaren? Trouwens, ligt dat karakter dan zo uiteen? Ik heb eens een steekproef genomen door naar het nieuws van Brussel Vlaams te luisteren op 25 juli. Ik ging daarbij uit van de vraag: welke verschillen merk ik op met Nederland? Welnu, het waren er heel weinig, afgezien van de wijze van voorlezen. Wat mij opviel, was:
1. | dat Ukkel een weerkundig instituut heeft en De Bilt een meteorologisch; |
2. | dat men zei, dat iets ‘het voorwerp van een studie uitmaakt’, waar wij zeggen ‘onderwerp’; |
3. | dat men steeds sprak van de heer Chroestsjof, een wellevendheid die wij nalaten; |
4. | dat het verleden deelwoord van ‘overtuigen’ niet ‘overtuigd’, maar ‘overtuigen’ was; |
5. | dat men van protestbetogingen zei, dat ze ‘ingericht’ werden; |
6. | dat men sprak van ‘langsheen de Marokkaanse grens’; |
7. | dat een staat de eerste verjaring vierde van het uitroepen der republiek; |
8. | dat men van de Russische minister van landsverdediging sprak; |
9. | dat men sprak van de konigin. |
Nog niet tevreden, heb ik op 29 september andermaal geluisterd. Toen viel mij op:
1. | dat Ukkel regen verwachtte vanaf het westen; |
2. | dat in Frankrijk binnenkort een nieuwe president zal worden aangeduid; |
3. | dat aanslagen gepleegd zijn tegen een benzinedepot; |
4. | dat de Unesco dit jaar uitzonderlijk in Brussel bijeenkomt vanwege de Expo; |
5. | dat tweemaal ‘bekomen’ voor ‘krijgen’ gebruikt werd; |
6. | dat bij Quemoy jonken werden gekelderd. |
Wat nu, zo vraag ik ‘Onze Taal’, wat nu wilt u van deze afwijkingen overnemen? En wat wilt u eventueel Brussel uit de Hilversumse berichtenkoker aanbieden?
| |
Opmerking nummer 1a:
‘De beruchte spellingsuitspraak moet bestreden worden: die van lang-zaam, met zes, in plaats van lanksaam, met ses’.
Natuurlijk. ‘Onze Taal’ heeft gelijk. Of de spellingsuitspraak zo vaak voorkomt als de redacteur voorgeeft betwijfel ik, maar natuurlijk heeft hij gelijk als hij ons oproept ten strijde te trekken tegen het onkruid in de taaltuin. Maar wij hebben de rode vlag voortdurend aan de mast omdat enkele jaren geleden een deskundige voor een gehoor van nieuwslezers, omroepers en verslaggevers over dat verschijnsel van de assimilatie een college gehouden heeft.
| |
Opmerking nummer 2:
‘De tekst van vele hoorspelen is te boekerig’. Hoewel die constatering naar mijn mening veel te generaliserend gesteld is, zullen wij ons eraan storen. Maar gelooft u me: het euvel ondervindt een felle bestrijding door onze dramaturgen en regisseurs. U zoudt versteld staan wanneer u het verschil zoudt zien tussen de tekst van een hoorspel zoals het bij ons binnenkomt en de tekst van het stuk zoals het tenslotte uitgezonden wordt. Dan is de zin: ‘Inspecteur, u vindt het toch wel goed, dat mijn vrouw zich thans te ruste begeeft’ wel veranderd.
| |
Opmerking nummer 3:
‘Zou het heus niet mogelijk zijn dat buitenlandse muziektitels in het Nederlands gegeven worden?’
Laat ik u meedelen, dat wij dagelijks met dat probleem zitten. Er is geen algemene regel voor te bedenken. Het is vruchteloos om zonder uitzondering te bepalen: wij vertalen alle titels, want dat houd je zonder schaterlach niet vol, het is even vruchteloos om zonder uitzondering voor te schrijven: wij laten alle titels onvertaald, want ook dan is de glimlach niet van het gezicht. Ik zal een voorbeeld geven om u te overtuigen van de ingewikkeldheid van het vraagstuk. Stel, dat wij bepalen: wij gaan in het vervolg alle titels vertalen, zoals ‘Onze Taal’ dat dus graag wil. Op een zekere dag dient de leider van een dansorkest een programma in met de volgende nummers:
Stardust, On the sunny side of the street, Wake up little Susie, Plaisir d'amour, Into each life some rain must fall, Das muss ein Stück von Himmel sein, en I went to your wedding.
Wij zouden dan in ons programmablad en voor de microfoon aankondigen:
Sterrestof, Aan de zonkant van de straat, Word wak- | |
| |
ker, kleine Susie, Vreugde der liefde, In ieders leven moet een beetje regen vallen, Dat moet een stuk van de hemel zijn, en Ik ben naar je bruiloft geweest.
En dat terwijl al die liedjes in de oorspronkelijk taal gezongen worden. Zoudt u dan, dames en heren, de brieven willen beantwoorden van luisteraars die vragen of wij niet wel in het hoofd zijn? Ja maar, zegt u, je neemt nu de voorbeelden uit de wereld van de lichte muziek, en daarin klinken vertalingen wat mal. Maar in de ernstige muziek gaat het toch wel?
Mag ik dan ook daaruit een aantal voorbeelden geven? Wij gaan uitzenden:
La Traviata, La damnation de Faust, La dame blanche, De cantate ‘Mein Herz schwimmt in Blut’, Cavalleria Rusticana, La Mer, Les Préludes, Madame Butterfly, de Mondscheinsonate, en La fille aux cheveux de lin. Wilt u dan in ernst, dat wij op papier en voor de microfoon aankondigen:
De Verdoolde, De verdoeming van Faust, De witte dame, Mijn hart zwemt in bloed, Landelijke ridderlijkheid, De Zee, De Voorspelen, De Maneschijnsonate, Mevrouw Butterfly of misschien zelfs mevrouw Vlinder, en Het meisje met het vlaskopje?
Maar natuurlijk vertalen wij sommige titels wel. Natuurlijk spreken we van ‘Willem Tell’, ‘De barbier van Sevilla’, ‘De verkochte bruid’, ‘De Vliegende Hollander’, ‘De Onvoltooide’, ‘Drie stukken voor orgel’ en ‘Variaties op een thema van Purcell’.
Als u een formulering van onze werkwijze wilt, dan zou die kunnen luiden: wij houden in het algemeen de titels in het Frans, Duits en Engels in de oorspronkelijke taal (zo nodig met een vertaling, behalve in gevallen als ‘De Onvoltooide Symfonie’ en ‘Drie stukken voor orgel’) en vertalen de andere talen of geven de vertaling erbij, bijv. ‘La Forza del Destino’, ‘De macht van het Noodlot’.
U ziet het: geheel consequent zijn is niet mogelijk.
Misschien mag ik u dit antwoord dus aanbieden op de vraag: ‘Zou het heus niet mogelijk zijn dat buitenlandse muziektitels in het Nederlands gegeven worden?’
Maar ‘Onze Taal’ vervolgt: ‘De mensen moeten eraan wennen. Hebben we dat bereikt, dan is ons land tenminste op dat punt op Europees peil. Luister naar de B.B.C.!’.
Ik zou juist zeggen, dat wij op Europees peil staan wanneer wij de andere talen zoveel mogelijk in tact lieten. En wat de B.B.C. betreft: ik heb een steekproef genomen door de Radio Times van 25 juli door te bladeren. Ik vond daarin o.a. aangekondigd:
Il Segreto di Susanna, Ariadne auf Naxos, Les Patineurs, Prélude à l'après-midi d'un faune, Der Freischütz, Ländler, Variations chromatiques, Das wohltemperierte Clavier, Depuis le jour, enz.
| |
Opmerking nummer 4:
‘Verslaggevers. Zij vormen de meest gekritiseerde afdeling’. Je kunt de radiosprekers in twee grote groepen verdelen: de sprekers met een geschreven tekst voor zich en de sprekers, die de dure plicht en de bijwijlen onmenselijke taak hebben voor de vuist weg te beschrijven wat zij zien op Prinsjesdag, of voor het bordes van Paleis Soestdijk, of in een stadion of op een galaconcert. Als Godfried Bomans op de plaats van de gebeurtenis aanwezig zou zijn met de opdracht van een redactie er een artikel over te schrijven, dan zuigt hij zich vol met indrukken, gaat naar huis, denkt na, neemt zijn balpen en vele bladen papier, denkt na, schrijft weloverwogen een aantal fraaie Nederlandse volzinnen neer, streept door, denkt na, en zo wordt dan een stukje proza geboren, dat misschien eeuwigheidswaarde krijgt, zoals Prof. Romein dat noemt.
Maar nu de radioverslaggever, het derde oog van de luisteraar. Hij moet kijken en meteen vertellen wat hij ziet. Hij moet op de plek en op de seconde zelf zijn zinnen smeden, waaronder dan begrijpelijkerwijs weleens een anakoloet zit. Zijn werk is een eierendans en een quick-step tussen bananenschillen tegelijkertijd. Ik dreig op uw gevoelens te gaan werken en daarvan wil ik mij juist weerhouden. Maar de lust bekruipt me u de nood te schilderen van de verslaggever die de tewaterlating moet beschrijven van een schip dat niet te water wil, zoals de Oranje in 1938 of het galaconcert waarvoor de eregasten meer dan een half uur vertraagd zijn.
Dan is het verwijt ‘praatzucht’ van ‘Onze Taal’ onrechtvaardig. En onjuist is het woord ‘praatzucht’ met betrekking tot radioverslaggevers als het opgenomen reportages betreft voor een avondjournaal, dat bij alle omroepen overigens anders heet, omdat de radio daarin juist de overtolligheid bestrijdt, flitsend tracht te werken en bondig wil, ja moet formuleren.
| |
Opmerking 5:
‘De groep van de telkens wisselende sprekers is het moeilijkst bereikbaar. Zij variëren ook in maatschappelijke rang en ontwikkeling. Eigenlijk zouden zij van te voren een degelijke taalkundige instructie moeten ondergaan, zowel wat hun geschreven tekst als wat hun uitspraak en opleestechniek betreft. Er zou heel veel tact voor nodig zijn want juist bij kritiek op ons persoonlijk taalgebruik, zijn wij mensen gauw op onze tenen getrapt’.
Dit is een van de belangrijkste punten van het klachtenlijstje van ‘Onze Taal’. Het betreft ons probleem. Als je een spreker uitnodigt over een zeker onderwerp te komen praten, dan moet je in de eerste plaats nog maar afwachten of zijn tekst goed is en in de tweede plaats of hij die tekst goed kan uitspreken.
Dat is werkelijk een groot probleem. Laat mij u een ogenblik meevoeren naar de studio. In de programmaraad valt het besluit dat op een zeker uur van een zekere dag iemand zal spreken over een zeker onderwerp. Onze eerste vraag is: wie zullen wij daarvoor uitnodigen? Na enig zoeken en na lang wikken en wegen is de spreker gevonden. Hij krijgt een contract plus een instructie voor sprekers. Laat mij u enkele punten uit de instructie geven:
‘Bereid uw causerie terdege voor, het is zeker alle moeite waard. Schrijf voor de radio geen artikel, maar leg vast hoe u het ‘de ander wilt zeggen. Met andere woorden: spreek geen schrijftaal, maar schrijf spreektaal. Formuleer uw gedachten in korte zinnen, eenvou- | |
| |
dig, direct, concreet, doordacht. Bondigheid in het taalgebruik is een dwingende eis voor een gesproken uitzending. Wijdlopigheid irriteert. Zeg alleen wat strikt gezegd moet worden, vat uw bedoelingen samen in een sprekend beeld, in een pittige uitspraak. De korte zendtijd, die aan het gesproken woord wordt toebedeeld, kan heilzaam werken voor het effect van de causerie. De spreker wordt er door gedwongen zich tot kernen te bepalen. Wanneer die korte zendtijd gebruikt wordt voor het zeggen van leegheden dan wordt de uitzending waardeloos. De radio kan een voorbeeld zijn voor de spraakmakende gemeente, wanneer zij de klaarste eenvoud van zegging in acht neemt en zich van alle overtolligheid bevrijdt. Overtolligheid immers is een eigenschap waaraan zich de menigte van nature bezondigt. Streef naar de korte volzin, waarin ieder woord weegt en die toch terstond voor ieder begrijpelijk is. Vereenzelvig uw luisterpubliek vooral niet met een kring van collega's en deskundigen. Het zijn juist vaak de ondeskundigen, die naar u luisteren en die willen begrijpen wat u zegt. Gebruik niet onnodig vreemde woorden of al te abstracte beelden. Eenvoud is het kenmerk van het klare.
Maak geen lange inleidingen. Beter is met de deur in huis te vallen, bij voorbeeld door te beginnen met een actueel voorval, een recente uitspraak of iets van dien aard. In de loop van het betoog kunt u altijd nog teruggrijpen naar wat u anders in een inleiding zoudt willen zeggen. Herhaal essentiële punten van uw betoog met andere woorden. Begin nooit met de gemeenplaats, dat u maar zo kort de tijd hebt voor uw veelomvattend onderwerp of dat u de A.V.R.O. dankbaar bent. Kom direct ter zake.
Wanneer u uw tekst op schrift hebt gesteld - niet ‘geschreven’ - oefen u dan deze tekst te spreken in plaats van te lezen. Al uw moeite voor een levensecht betoog zou anders tenslotte nog tot een averechts resultaat kunnen leiden.
Al is uw luisterpubliek ook nog zo groot, bedenk dat uw stem meestal in een huiskamer klinkt, met doorgaans niet meer dan twee werkelijk belangstellenden. Spreek uw tekst vooraf thuis hardop uit in een heel rustig, vertellend tempo.’
Tot zover de instructie.
De spreker moet zijn tekst ongeveer een week voor de uitzending inleveren. Die tekst kijken wij nauwgezet door en gelooft u mij: vaak wordt er danig in veranderd. Wij maken van schrijftaal spreektaal. Wij knippen een lange zin in tweeën, vooral een zin als de volgende, die ik werkelijk uit een ingezonden radiotekst heb gehaald: ‘De jeugd, die de nieuwe tijd niet meebeleeft, maar maakt, wil, wanneer we eenmaal hun vertrouwen gewonnen hebben, ons, als we achterzijn, wel uit de sleur trekken’. Wij veranderen verder ‘echter’ meestal in ‘maar’ en ‘thans’ in ‘nu’ en ‘reeds’ in ‘al’ en het betrekkelijke voornaamwoord ‘welke’ in ‘die’ en ‘hetgeen’ in ‘wat’. En verder veranderen wij ook wel als volgt; er staat deze zin: ‘Dat het bestuur van de vereniging zijn uiterste best zal doen om te zorgen, dat dit jaar eindelijk het clubgebouw klaar zal komen, is de wens van de leden’. Het duurt in de radio te lang voor de luisteraar weet dat het de wens van de leden is. Wij wijzigen dus: ‘Het is de wens van de leden, dat het bestuur... enz.’. Opzettelijk doen wij ook wel eens inbreuk op de tijden van een werkwoord en wel als de verleden tijd van een werkwoord gelijk is aan de tegenwoordige. Hier is een voorbeeld van een geval van 21 september: er stond: ‘Die ontdekking heeft de theorieën bevestigd, die op gissingen berustten’. Berustten met twee t's, maar dat hoor je niet. Daarvan maakten wij: ‘Die ontdekking heeft de theorieën bevestigd, die op gissingen berust hadden’. Hetzelfde geldt voor werkwoorden als vermoeden en lusten. Wij grijpen hier misschien iets te veel in, maar dat spruit voort uit ons verlangen, om duidelijk te zijn.
Wij veranderen natuurlijk ook de uitdrukking ‘in bovengenoemde kwestie’ in ‘de kwestie waarover ik zojuist sprak’. Soms moeten wij een Tante Betje doden, een typische geschreven fout, die, zoals u weet, in spreektaal nooit voorkomt.
Persoonlijk vind ik drie uitdrukkingen bijzonder lelijk, uitdrukkingen, die helaas hand over hand toenemen, namelijk: ‘Ik ben bepaald niet van mening, enz.’, ‘Op dit ogenblik’ in plaats van ‘Op het ogenblik’ en ‘Het is zo, dat...’.
Ik denk wel eens na over het vrij grote verschil dat er in het Nederlands bestaat tussen de schrijftaal en de spreektaal. Ik zou willen weten of mijn vermoeden juist is dat dit verschil bij ons groter is dan in andere talen. In het Engels bijvoorbeeld lijken mij spreek- en schrijftaal dichter bij elkaar te liggen. Ik ben trouwens op het Engels als radiotaal erg jaloers, omdat het enkele heerlijke interjecties heeft, die een causerie gemoedelijk kunnen maken, zoals ‘Well...’ Maar dit terzijde. Wel, nadat dus de tekst van de spreker binnen is en wij hem op de keper hebben bekeken en eventueel gewijzigd, wordt het manuscript op niet-ritselend papier getikt en verzonden met de mededeling: wij verwachten u dan en dan in de studio voor repetitie en uitzending. Wat doen wij op zo'n repetitie?
Wij trachten onze gast met de grootste ongedwongenheid zijn tekst te doen uitspreken; wij maken hem duidelijk dat een te nadrukkelijke verzorging van elke lettergreep evenzeer tot mislukking leidt als een ineenvloeiing van woorden die niet worden verstaan; wij proberen zowel geaffecteerd als vulgair spreken tegen te gaan; wij waken tegen de te gemeenzame toon; wij dringen aan op ruime adempauzen, cesuren die de structuur van de voordracht verhelderen, wij doen een spreker zo vertrouwd worden met zijn tekst dat een toch nog gemaakte vergissing als een natuurlijke verspreking klinkt en niet als een hinderlijk verkeerd lezen; wij gaan luid spreken tegen: wij zeggen: voelt u een hoestbui aankomen, pauzeer dan even en haal diep adem door uw neus, voelt u de kriebel van een nies druk dan met een vinger op uw neus; en tenslotte zeggen wij: ‘Trek u niet te veel aan wat Jacobus in hoofdstuk 3 vers 2 zegt: Wie in zijn spreken niet struikelt, is een volmaakt mens’.
U ziet welke voorzorgsmaatregelen wij nemen om te zorgen dat een spreker een aan de microfoon aange- | |
| |
paste tekst bedreven uitspreekt. Maar, zegt u, ik hoor toch ook weleens een minder verzorgde causerie. Ja, dat klopt. Een spreker stelt ook ons wel teleur. Ik heb jaren geleden eens een groot Nederlands auteur ontvangen, die een wondermooie tekst had ingeleverd, maar die de vaardigheid miste de tekst goed voor te lezen. Bij het horen van de eerste zin bemerk je zoiets al. ‘Coachen’ haalt dan niet veel meer uit. En moet je dan keihard zeggen: Meneer, u kunt het niet, laat ons uw tekst maar voorlezen? Het komt ook voor, dat wij van ‘coachen’ afzien omdat een spreker door een microfoonrepetitie alleen maar zenuwachtiger wordt en door onze aanwijzingen in verwarring geraakt. Maar het komt gelukkig ook veel voor dat de spreker zich met grote welwillendheid aan onze bijstand onderwerpt en het merkwaardige feit doet zich voor, dat zulke figuren meestal al goede sprekers zijn. Tussen haakjes: weet u een Nederlands woord voor ‘coachen’? En nog eens tussen haakjes: het zou prettig zijn eens een rede over het begrip ‘persoonlijkheid’ te houden.
U begrijpt, dat ik nu gesproken heb over de ‘wisselende sprekers’ zoals ‘Onze Taal’ ze terecht noemt. De vaste sprekers kennen het klappen van onze zweep in de piste wel en over hen hebt u natuurlijk net zomin als wij klachten.
Nog één punt: ik sprak dus steeds over sprekers met een tekst. Die zonder tekst zijn er natuurlijk ook, denkt u maar aan de vraaggesprekken. Ja, en dan is het nastreven van het zuivere Nederlands moeilijker, omdat er voor de vuist weg gesproken wordt. Ikzelf heb de ervaring dat vrouwen dan makkelijker en beter spreken dan mannen, omdat de vrouw haar zinnen meestal veel minder ingewikkeld maakt dan de man. Ik zou ook graag willen pleiten voor meer lessen in welsprekendheid op scholen.
| |
Opmerking 6:
‘Een strenge beperking van het gebruik van overbodige vreemde woorden moet een strikte eis zijn’.
Ja natuurlijk. En daar letten wij ook op. Het is weleens moeilijk. Een enkel voorbeeld, recent, want ik klap nu uit de programmaraad van 17 september: wij zenden - ik mag wel zeggen met bijval - een programma uit met grammofoonplaten voor jongelui tussen 10 en 20, een groep die de Angelsaksische landen de teenagers noemen. Wij publiceren dus: Muziek voor teenagers en iedereen begrijpt wel wat wij bedoelen. Maar u moogt wel weten, dat het ons dwars zit, dat wij geen Nederlands equivalent kunnen vinden. De beste uitdrukking, waartoe wij tot nu toe genaderd zijn, is 10 + -club of 20 - -club.
| |
Opmerking nummer 7:
‘De radio moet het miljoenen naar de zin maken. Toch geloven wij dat het aantal populaire praatjes in onbeschaafd Nederlands zo klein mogelijk gehouden moet worden. Worden ze geheel afgeschaft, dan zullen wij daarover niet treuren. De Nederlandse heila-houlakomiekerigheid behoeft door de radio niet over de hele wereld verbreid te worden’.
Tja, ik kom hier op het terrein van een collega, namelijk die van de vermaaksprogramma's. Ik kan me indenken, dat hij weleens een type wil neerzetten en omdat de luisteraar het type niet aan zijn voorkomen kan karakteriseren, naar het hulpmiddel van het bijzondere stemmetje zoekt en van de charge.
Ik zal hem het verzoek van ‘Onze Taal’ overbrengen.
| |
Opmerking 8:
‘Geef Nederlandse lessen in de radio’.
Dat is al wel gebeurd. U herinnert u de Taalclub uit de oorlogstijd misschien en de rubriek ‘Ken een haan een ei legge’ van de K.R.O. Het voorstel van ‘Onze Taal’ ligt in onze Ideeënmap. Het is niet uitgesloten, dat wij eens tot een rubriek over het juiste gebruik der Nederlandse taal overgaan.
Dames en Heren, ik ben begonnen met te zeggen, dat wij verontwaardigd waren over de berispingen van ‘Onze Taal’, maar nu ik er zo uitvoerig op in heb mogen gaan ben ik eigenlijk wel verheugd, dat ze indertijd gedrukt zijn. Hun wijze van formulering was extreem - ik hoop dat aangetoond te hebben - maar ze hadden door hun openhartigheid tenminste het voordeel dat ze ons in Hilversum uit de tent gelokt hebben. Die tent wil ik nog eens even met u ingaan.
Wij zijn er ons dus van bewust, dat de radio een voorbeeld kan zijn voor de spraakmakende gemeente wanneer zij de juiste wijze van zegging in acht neemt. Staat u mij toe te getuigen van ons verantwoordelijkheidsbesef door nog even iets over ons werk te vertellen.
Eerst iets over ons taalbesef intern. Radio en televisie hebben veel contacten met het buitenland en het gevaar is groot, dat buitenlandse woorden onze laboratoria, controlekamers en studio's binnensluipen, een verschijnsel dat de gehele Nederlandse industrie en de gehele Nederlandse wetenschappelijke wereld even goed kennen. Wij zijn dus komen te zitten met woorden als air-conditioning, arrangement, chef d'équipe, coachen, cross-faden, feature, free lance, headlines, level, life-uitzending, timen, producer, schlager, song, enz. De sectie Radio en Televisie van de Conferentie der Nederlandse Letteren, een conferentie, die eens per jaar om en om in België en Nederland plaatsvindt, heeft zowel in Brussel als in Hilversum een commissie die de radiotaal tracht te zuiveren. Beide commissies hebben urenlang over vele woorden gebogen gezeten en zullen binnenkort bijeenkomen. De kans is groot, dat wij zelfs de Zuidafrikaanse omroep in ons werk gaan betrekken, wat mij persoonlijk zeer zal verheugen wegens de kranige vindingrijkheid van de Afrikaanders, getuige wat ik deze week hoorde, namelijk ‘breinstrijd’ voor ‘quiz’.
Maar er zijn nog meer activiteiten in de radiostad. Een aantal jaren geleden heeft een commissie voor de uitspraak van woorden, waarvan ik secretaris was, hard gewerkt. Die commissie, in het leven geroepen op voorstel van alle omroepers, verslaggevers en nieuwslezers, heeft lange lijsten gestencild en rondgezonden, waarop de juiste uitspraak van woorden vastgelegd was, zoals Bogota, Caracas, Derby, Westminster, Antigone, Aphrodite, Augias, Nobelprijs, Thalia, Calliope, Felix
| |
| |
Meritis en Musica Antiqua. Wij dachten aanvankelijk: het zal wel alleen over vreemde woorden gaan maar u zoudt versteld staan van het grote aantal Nederlandse woorden waarvan wij de klemtoon moesten vaststellen: opvarenden of opvarenden, Noordzee of Noordzee, IJsselmeer of IJsselmeer.
Over drie woorden heeft onze commissie wegens verdeeldheid nooit een advies kunnen geven:
de woorden op -tie, het woord zone (zoone of zòne) en het woord ingenieur.
Over de uitspraak van woorden op -tie heeft zelfs ‘Onze Taal’ een jaar of zeven geleden geen uitspraak kunnen doen. Wij hadden meer aan drie regels, die J.A. Meijers een paar jaar geleden in de Groene Amsterdammer opstelde.
Ik wil dus maar zeggen: U kunt ervan op aan dat de omroepers en nieuwslezers aan de uitspraak van woorden zeer veel zorg besteden; schiet dus niet op hen, zij doen hun best. Zij zijn zich er namelijk van bewust, dat hun invloed op de luisteraars groot is. Van hen hangt het af of Nederland in het vervolg ‘helicopter’ of ‘helicoptèr’ gaat zeggen.
Zij staan ook weleens voor een dilemma. U weet dat de Amerikaanse uitspraak van Arkansas Aakensow is; moet je dan eigenwijs blijven en het helemaal goed willen doen? Nee, dan zou ik gewoon Arkánsas verkiezen, zoals ik - onder ons gezegd - ook gewoon Nautilus zou zeggen in plaats van Nôtilus, zoals de Nieuwsdienst een poosje geleden zei.
Ik beloofde aan het begin van mijn betoog, dat ik zo concreet en openhartig mogelijk zou zijn. Ik hoop, dat ik die belofte niet gebroken heb. Wij hebben het in Hilversum, als mensen die elke dag 2 × 17 uur en meer aan de weg timmeren, weleens moeilijk, maar u moogt ons nooit verwijten, dat wij geen eerbied zouden hebben voor de Nederlandse taal, dat wij geen taalfierheid zouden bezitten en slordig met een cultuurbezit zouden omspringen. Wij weten - om met de radioredacteur van de N.R.C. (6-9-1958) te spreken: ‘de invloed van de radio op het taalgebruik door het publiek, de invloed op woordkeuze, uitspraak en vormgeving aan gedachten in het gespreksverkeer, is directer en dwingend bij diegenen onder de luisteraars van wie van nature de weerstand tegen verkeerd taalgebruik niet groot is’.
Wij streven naar het beschaafde Nederlands, waarvan wij weten, dat het, zoals professor Kloeke in een pas verschenen opstel zegt, ‘voor 95% van ons volk niet als factum maar als desideratum moet worden beschouwd’.
Maar, om de heer Vogt uit het boek ‘A.V.R.O. 1923-1948’ te citeren: ‘De ervaring heeft geleerd dat er evenwicht moet zijn tusschen woord en klank. Zij heeft ook geleerd dat zoowel de muzikale prestaties, als het gesproken woord, op de meest ideale wijze moeten worden gebracht. Maar zij heeft tevens geleerd, dat een ideaal niet immer te verwezenlijken is. Vooral wat het gesproken woord betreft. Niet allen, die hun medemensen iets te zeggen hebben, bezitten de gave om het zoo te doen, dat zij onbewust het “Dwing ze om in te gaan” toepassen. Vaak dient men de gebrekkigheid der voordracht voor lief te nemen om den rijkdom van den inhoud. Ideaal is dit niet, dat weten wij. Het was - en is - helaas soms nog een vlekje op het programma’. Tot zover de heer Vogt.
Wij doen ons best zoals de pianist in de Mexicaanse bar. En als u eens op ons moppert en met Homerus vraagt: ‘Welke taal ontvliedt daar aan de rij Uwer tanden?’ weet dan dat wij niettemin onzichtbaar in de studio de uitspraak van professor Kloeke hebben hangen: ‘Alle beschaafden hebben het streven naar verzorgde taal gemeen, omdat dit een der wezenskenmerken is van cultuur’.
J. van Herpen
|
|