Want
Een constructie die de laatste tijd meer veld wint, is de verbinding met ‘want’ zonder dat achter dit woord een zin volgt, bijv. ‘hij is arm want zonder werk’. Sommigen zien hierin een ongeoorloofde samentrekking. Het is maar de vraag of hier werkelijk iets ‘samengetrokken’ is. Het woord behoort tot de zg. nevenschikkende voegwoorden. Bij ‘en’, ‘maar’ en ‘of’ is de plaatsing tussen twee zindsdelen heel gewoon:
de arme en zieke man,
de rijke maar ongelukkige man.
Het redenaanduidende ‘want’ beperkt zich meestal tot een verbinding van zinnen: hij is ongelukkig want hij is ziek. Nu vindt men inderdaad wel eens in geschreven teksten: de ongelukkige want zieke man. Het doet wat gekunsteld aan. Voorzover we weten, is het in de tijd van de Beweging van Tachtig opgekomen. Dichters en prozaïsten uit die tijd zochten krampachtig naar aparte taalvormen en zinswendingen. Bomans heeft dit de ramp van Tachtig genoemd. Hoe dan ook, de constructie is gekunsteld, maar er is geen reden haar af te keuren. Het bijwoord ‘immers’ vindt men in een soortgelijke positie: hij heeft vertrouwelijke, immers van de minister verkregen inlichtingen gelezen.