Pleidooi
(J.V.) Ik wil een pleidooi houden voor het gebruik van ‘om te’ waar het in alle taalzuiverende stijlboekjes verboden wordt. Ik heb niet de tijd en de lust om het uit te zoeken maar ik vermoed dat deze regel stamt uit een periode dat de taalmeesters in diepe bewondering voor het Duits gebogen lagen. In een zinnetje als ‘het is zo naar om dat te horen’, komt in die taal nooit ‘um zu’ voor. Wel, daar ik al mijn landgenoten zo hoor spreken - ik weiger om dat te doen, het is nuttig om hem te schrijven, het kan geen kwaad om thuis te blijven. - zie ik niet in waarom deze zinswending zo onverzorgd is. Ik moet toegeven dat geschreven teksten haar pijnlijk nauwkeurig proberen te omzeilen, maar er zijn nog genoeg gevallen dat de schrijver - ondanks een tientallen jaren durende terreur tegen ‘om te’ - zijn natuurlijke taalgebruik volgt. Mij lijkt dat aardig verbindende ‘om te’ juist een van die spraakkunstige kneepjes die ons op een eerbiedige afstand van het Duits houden. Ik hou van zuiver taalgebruik en ik geloof dat ik daar wat voor over heb, maar het gaat toch niet aan om ons te plagen met een regel die alleen ervoor geschapen schijnt om scholieren een extra rode streep in hun opstellen te bezorgen. Bijzonder stuitend vind ik het wanneer iemand ‘om’ weglaat na een zelfstandig naamwoord: de mogelijkheid deze avond bij te wonen, met het doel het boek te lezen, het voordeel een zo goed mogelijke plaats te krijgen. Dit is niet alleen stijf, vormelijk, hortend en lachwekkend, maar ook on-Nederlands. Mijns inziens dan.
(Red.) Als een jong taalkundige een proefschrift wil schrijven over ‘om te’, moet hij de oude jaargangen van ons blad doorbladeren: hij zal er stof ter overdenking vinden. Nergens echter een pleidooi als het bovenstaande. Eerlijk gezegd, vinden wij de kwestie niet zo belangrijk. Wij moeten u beslist gelijk geven als u zegt dat uw landgenoten de wending herhaaldelijk gebruiken. Wij moeten erkennen dat weglating achter zelfstandige naamwoorden stijf aandoet. Wij zien evenmin als u in waarom ‘het is naar om dat te horen’ onverzorgd Nederlands zou zijn.
Als het waar is dat de regel onder Duitse invloed is opgesteld en als dit ‘om te’ niet zomaar een gril van de laatste jaren is maar een onvervreemdbaar onderdeel van de Nederlandse zinsbouw, vinden wij mèt u dat deze regel plagerij is. Een kundig Neerlandicus als prof. dr. G.S. Overdiep geeft in zijn Stilistische Grammatica (1937) aan dat we ‘om te’ niet mogen reserveren voor doelaanduiding als bijv. hij ging naar huis om te eten. De verbinding heeft vanouds veel meer schakeringen in betekenis.
Het tiende deel van het grote WNT (uitgegeven in 1893!) waarschuwt echter tegen ‘om te’ dat geen doel aanduidt: ‘... behoort men om als een overbodig en slepend toevoegsel in goeden stijl te vermijden’. Men kan naast deze goedbedoelde raad een vraagteken zetten vooral als men in hetzelfde werk leest dat het gebruik van ‘om te’ in de 18e en 19e eeuw heel gewoon is: ‘... vrij algemeen en niet alleen bij schrijvers van minderen rang, of die opzettelijk de alledaagsche spreektaal bezigden’. Dit vraagteken zetten we niet in moderne eigenwijsheid, maar omdat het WNT het beruchte ‘om te’ wèl goedkeurt als het daaropvolgende ‘te ver van het woord waarvan het afhangt, zou afraken’. Dus ‘het staat niet in mijne macht u te helpen’ (géén om te) en ‘het staat niet in mijne macht om u in dit bijzondere geval, nu gij enz. enz. enz. zóó te helpen als ik wel zou wenschen’ (wèl om te).
Dit nu vinden wij onpraktisch. Als ‘om te’ in het ene geval on-Nederlands is, kan het in het andere geval niet plotseling Nederlands worden omdat er, door een slechte stilist overigens, tussen ‘om’ en ‘te’ een stuk of twintig woorden worden geplaatst. Een behandeling van ‘om te’ achter zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden zou nog een paar kolommen vergen. Wij beginnen daar voorlopig niet aan. Alleen het volgende. Houdt u zich strikt aan de doelaanduiding (dat brengt bij verscheidene woorden veel gefilosofeer met zich mee!), dan is ‘de wens om op tijd te zijn’ wel goed en ‘de angst om te laat te komen’ niet goed. Dit wordt ingewikkeld en benauwend. Geen mens waagt het om nog een pen op papier te zetten.
Onzes inziens dan.