Njoejook
Het is bekend, dat Fransen, Engelsen en Duitsers en, naar ik meen, ook hun radiosprekers voor hèn vreemde namen op hun wijze plegen uit te spreken. Voor de Fransen heet de Duitse bondskanselier: Adenauèr enz. Nu schijnt er mij niets op tegen, dat daar onze intellectuelen het Frans, Duits en Engels meestal min of meer beheersen, onze radioberichtgevers de eigennamen in die talen niet op de inheemse, doch op de uitheemse manier uitspreken. Dat ligt voor de hand. Zij steken door onze talenkennis die anderen daarmee de loef af. Onze eigengevooisdheid komt pas aan het woord bij geografische namen, waarvoor onze taal eigen vormen bezit, als Parijs, Wenen, Aken enz.
Te ver gaan sommige radiosprekers in hun aanpassing of aanleuning aan vreemde talen naar mijn mening, wanneer zij systematisch goed-vaderlandse namen van naar andere landen geëmigreerde families op de manier van het emigratieland gaan uitspreken. Zo kan men dan horen: Roesevelt Vèndenberg. Dat klinkt m.i. allerbelachelijkst uit een Hollandse mond! Neen, dan bewonder ik veel meer iemand als Bernard Person, die nu al jaren lang in de Amerikaanse sfeer leeft en nog heel gezellig spreekt van Nieuw-jork (en niet van njoe-jook), Virginia, Alabama en Chicago, alles op z'n Hollands, alsof hij het nog nooit anders gehoord had. Dit laatste nu is van niemand te eisen. Doch oorspronkelijk Nederlandse namen a.u.b. op z'n Nederlands, heren! Dat is m.i. een redelijke eis.
Dr. J.M. Jalink