Congres over het taalgebruik in de pers, reclame en radio
Het is nu weer bijna drie jaar geleden dat Onze Taal in de openbaarheid trad met een Taalcongres in Amsterdam. Sindsdien is het werk van het Genootschap in grote mate uitgebreid en heeft een gezonde basis gekregen. Het bestuur acht nu de tijd gekomen om het streven van ons Genootschap wederom midden in de ‘openbare mening’ te plaatsen. Op
zaterdag 4 oktober a.s. zal in het Kurhaus te Scheveningen
een congres worden gehouden dat zich bezig zal houden met het thema:
het taalgebruik in de pers, reclame en radio.
Er wordt in ons land wel eens over een gezagscrisis inzake het taalgebruik gesproken. Klachten zijn, vooral in het bedrijfsleven en in het onderwijs, aan de orde van de dag. Vaak krijgen de pers, de reclame en de radio, die ‘het slechte voorbeeld’ zouden geven, de schuld.
Het spreekt vanzelf dat zo'n verwijt dikwijls lichtvaardig wordt geuit. Men staat tegenover het taalgebruik van anderen gauw met zijn kritiek klaar en is zich van de typische moeilijkheden in het vak van een ander veel te weinig bewust.
Gedurende de laatste jaren is het juiste gebruik van de moedertaal een onderwerp geweest van vele discussies en publikaties. Geen wonder. Meer mensen dan ooit moeten in hun dagelijkse beroep deelnemen aan een intensief mondeling en schriftelijk taalverkeer. Meer dan ooit is voor een doeltreffende communicatie een vaardig taalgebruik een vereiste.
In de snel naar eenheid groeiende wereld voelt reeds menigeen de versplintering in nationale talen als een last. U zult echter moeten toegeven dat onze eigen Nederlandse taal, in bouw en karakter onderscheiden van de haar omringende grote talen, voor onze beschaving een onschatbaar nationaal bezit vormt. Dit bezit is voortdurend aan verandering onderhevig. Juist als levende taal moet zij zich kunnen aanpassen aan de zich telkens wijzigende omstandigheden.
Bij de behandeling van de taal in de pers zullen ter sprake moeten komen: de kwestie van de vreemde woorden, de zg. onvertaalbaarheid van het Engels, de scheiding tussen gesproken en geschreven taal, de clichés, de lange zin, de voorlichting inzake spelling en andere taalkundige vragen. In het algemeen weten de Nederlanders niet veel van hun taal. Van een fierheid op de eigen taal zoals bijv. de Fransen die kennen, is bij ons geen sprake. Nu is het niet nodig dat er een soort ‘mijne-moedertaal-romantiek’ gaat bloeien, maar wat meer kennis en waardering is toch wenselijk. Nederlanders vinden hun taal nogal gauw minderwaardig ten opzichte van andere talen. Kan de pers door voorlichting en door een goed voorbeeld dit veranderen?
De taal in de reclame is wel zeer ondergeschikt aan het doel: omzetverhoging. De reclametaal moet aantrekkingskracht bezitten. De reclameschrijver moet grote vrijheid bezitten in woordenkeuze, onophoudelijk moet hij nieuwe woorden scheppen, vooral expressieve woorden. Hij moet werken met superlatieven als extra-, hyper-; hij moet indrukwekkende woorden te voorschijn toveren; hij moet kunnen overbluffen. Maar hij mag daarbij zijn moedertaal niet mishandelen. Talloze malen glijdt hij naar het vreemde woord: het Engels met zijn vreemde spelling en klank heeft verkoopwaarde: teenager is een woord met glamour! Het woord moet lokken. De bioscoopreclame in het Engels, de schoonheidsartikelen in het Frans. Onze economische afhankelijkheid heeft ook taalkundige gevolgen: hoe kunnen wij ons aan die Engels-Amerikaanse woordenzuiging onttrekken? Het Nederlands heeft ook Latijnse, Griekse en Franse bestanddelen in zich opgenomen. Het heeft daarmee meer gewonnen dan verloren. Al