over officiële statistische gegevens betreffende het gebruik der talen in België en Brussel. De laatste talentelling dateert van het jaar 1947. Hieruit blijkt dat de toestand in wat hier genoemd wordt de ‘Brusselse agglomeratie’ (d.w.z. de stad Brussel en haar 15 voorsteden) er als volgt uitzag: Van de ongeveer 1.300.000 inwoners spraken 37,56% alleen Frans, 8,72% alleen Nederlands, 43,74% Nederlands en Frans, 5,19% Nederlands, Frans en Duits (dit zijn de drie Belgische landstalen). Een samenstelling van de laatste drie percenten geeft dus 57,65% van de Brusselse bevolking die Nederlands spreekt. Vergelijk hiermede wat de heer J.H.B. schrijft: ‘Van de tien Brusselaars die ik op straat om de een of andere inlichting aanklampte bleken zeker negen slechts Frans te verstaan’. Volgens de officiële statistiek moet zijn cijfer (één Nederlands-sprekende op tien) dus met nagenoeg zes worden vermenigvuldigd!
Het beeld is zelfs nog gunstiger voor de Vlamingen als men de stad Brussel zonder de voorsteden neemt: 35,29% spreekt alleen Frans, 60,84% spreekt Nederlands. In de twee meest Vlaams gebleven voorsteden is de verhouding als volgt: Molenbeek - alleen Frans: 19,10%, Nederlands: 77,41%; Koekelberg - alleen Frans: 21,37%, Nederlands: 74,83%. Dit is dan bedoeld voor de heer J.H.B. die schrijft dat hij ‘aan de zogenaamde Vlaamse zijde in Brussel en omgeving heeft verbleven’. Van de tien Brusselaars in die voorsteden spreken dus ongeveer acht Nederlands, volgens hun eigen verklaring.
Er dient tenslotte op gewezen te worden dat tienduizenden Vlamingen uit de omgeving van Brussel of zelfs uit verder afgelegen plaatsen dagelijks in de hoofdstad komen werken, zodat bij het begin en het einde van kantoor- en fabriekstijd het aantal Vlamingen in de Brusselse straten nog aanzienlijk toeneemt.
De totale Belgische bevolking bestaat op dit ogenblik uit ongeveer 57,7% Vlamingen en 42,3% Walen. Het feit dat de Vlaamse gezinnen over het algemeen meer kinderen hebben dan de Waalse, doet zijn invloed in het leger gevoelen. Uit het verslag van de minister van Landsverdediging over de toepassing van de wet betreffende het gebruik der talen bij het leger blijkt dat 60% van de in 1956 ingelijfde dienstplichtigen tot het Nederlands taalstelsel behoren.
J. Verhasselt