Alfa en omega van een beschaafde omgangstaal
Prof. dr. L.C. Michels, hoogleraar in het Nederlands te Nijmegen.
Alfa en omega, de eerstheid en de laatstheid, het een bestaat niet buiten het andere. De terminologie is in zekere zin nog vóórwetenschappelijk, want wat is algemeen, wat is beschaafd, wat is omgangstaal? Men kan toch onder omgangstaal bezwaarlijk alleen spreken verstaan; immers, schrijven is in de omgang op een ander, meestal hoger peil veel belangrijker. De grenzen van gesproken en geschreven taal zijn geen andere dan die voortvloeien uit de aard van het spreken en schrijven zelf.
Het beschaafd-zijn is een netelig ding. Ook hier is de term misleidend. Er zijn nu eenmaal allerlei verschillen, die aanvaard worden binnen de grenzen van de beschaafde taal. Is er misschien alleen een persoonlijk beschaafd? Over de draagwijdte van het woord algemeen is men het wel eens. Zo is het algemeen beschaafde afgebakend tegen de provincialismen en de vulgarismen. Het is een ‘limietverschijnsel’, een ideaal. Ondanks de algemeenheid en de beschaafdheid moet men aan de term standaardtaal de voorkeur geven. Er is geen reden om het bestaan van die standaardtaal in twijfel te trekken.
Er is in de standaardtaal een zekere ruimte; een speling is toegelaten op verschillende punten. Van deze ‘latitude’ zijn verschillende voorbeelden te noemen. Misschien is de specifieke slot-n van het noorden en oosten zo'n voorbeeld.
Teveel aandacht is er besteed aan verschillen tussen de taal van het zuiden en die van het noorden. Er is veel en veel meer gemeenschapppelijks en juist van dat gemeenschappelijke moet men uitgaan. Nederland heeft met zijn taalprobleem noord-zuid heus geen uitzonderingspositie in de wereld. In Frankrijk kent men evengoed dat zoeken naar een norm, in Engeland eveneens en in de Duitse Bühnensprache hoort men allerlei verschillen.
De omega van de beschaafde omgangstaal is ‘het optreden naar buiten’, het spreken in het openbaar. Dit publieke spreken, deze ars dicendi is wel op de gesproken omgangstaal gebouwd, maar heeft zijn aparte eisen. Het karakter van de Nederlandse taal komt tot uiting in een dynamisch en centraliserend accent. De spreker in het openbaar moet luid en krachtig articuleren. Door een slechte, slappe accentuatie verliest de taal haar pittigheid. Sprekers geven eer een gemurmel dan een welluidende taal. De woorden die in de zin geen bijzondere nadruk krijgen, zoals lidwoorden, voegwoorden, voorzetsels, worden in de accentuering stiefmoederlijk bedeeld en worden onverstaanbaar. Zó is het Nederlands als openbaar gesproken taal lelijk. In ons land is een weinig bevrediging gevende spreekcultuur. Daarmee hangt samen de onverzorgde zinsbouw, de herhaling van eenmaal genoemde woorden, de uitloop met het aanwijzend voornaamwoord (‘de burgemeester, die heeft 't gisteren gezegd heeftie 't’). In deze toestand moet verbetering komen. De taalkundige zijde van de in het publiek gesproken standaardtaal heeft men nog te weinig belicht. Verzorging van de spraak zal het aanzien van onze standaardtaal ten goede komen.
HET TELEFOONNUMMER VAN DE REDACTIE IS SINDS 1 JUNI: DEN HAAG 66 44 25