In Nieuw Guinea wordt aan de Papoea's hier en daar onderwijs in het Nederlands gegeven. Zullen zij daar op den duur in hun cultuurgroei werkelijk mee gediend zijn? Zij komen daarmee later in een isolement tegenover hun geografische omgeving te staan. Dat de bahasa Indonesia niet als schooltaal is gekozen, is begrijpelijk. Dat men het Engels (Australië!) niet gebruikt, is echter bevreemdend. Natuurlijk vertegenwoordigt het Nederlands taalkundige aansluiting aan de rest van de wereld.
Op de Antillen is het Nederlands de officiële taal en de schooltaal, maar zeer onlangs is het Papiamento als eerste taal erkend. Deze taal sluit aan op het Spaans en bedt de Antillen taalkundig in in het Zuidamerikaanse gebied. Het Engels als tweede taal biedt dan de mogelijkheid tot samenwerking met het verdere, staatkundig ingewikkelde, Caraïbische eilandenrijk. De tegenwoordige toestand is een gezonde basis voor de verhouding met het moederland. Het Nederlands is er de cultuurtaal van een kleine groep die zich juist door die taal handhaaft.
Een bont gekleurd beeld geeft Suriname. Het wordt wel ‘het meest Nederlandse’ van de overzeese rijksdelen genoemd. Inderdaad krijgt men bij een oppervlakkig bezoek ook die indruk. Het Nederlands is er echter een historisch relict. Van de 80.000 Creolen spreken slechts 10.000 Nederlands als moedertaal, van de 60.000 Hindostanen niet meer dan 2.000 en van de 35.000 Javanen vrijwel niemand. De taal van de leidende groep is het Nederlands, trouwens de enige schooltaal in Suriname. Voor die leidinggevende kringen is het Nederlands een wapen in de culturele en politieke strijd. Zij handhaven zich door het exclusieve gebruik van onze taal.
Toch zijn reeds de eerste tekenen van tegenstand merkbaar. Hindostaanse onderwijzers gaan les geven in het Hindostaans, groepen Javanen beginnen met het bahasa Indonesia, een kleine groep houdt zich intensief bezig met de uitbouw van de Creoolse mengtaal, het serenan, vroeger minachtend het taki-taki genoemd.
De mens heeft recht op eigen geest, eigen hart, eigen taal. Onze taal zal bij de aanpassing van de rijksdelen in het Zuidamerikaanse en Caraïbische gebied geen moedertaal van alle inwoners kunnen worden. Zij mag ook geen wapen blijven in een kleingeestig gevecht om de leidinggevende plaatsen. Zij moet er de cultuurdragende en cultuurvormende factor zijn. ‘Als dan het einde van het Nederlands in dit gebied moet komen, zal het ten minste een rechtvaardig einde zijn.’