Het Nederlands in het Europa van de zes
Pater Ant. Verleyne, mede-oprichter en beheerder van het Europacollege te Brugge.
In het Europa van de Zes, Frankrijk, Italië, Duitsland en de Benelux, is het Nederlands in de minderheid: slechts 10% heeft het als moedertaal. Men kan ervoor vrezen dat de geestesgesteldheid van Parijs, Bonn en Rome, die in gebreke blijven wat de cultuur-en-taalrechten van de minderheden in eigen gebied (Frans-Vlaanderen, Elzas, Sleeswijk-Holstein, Zuid-Tirol) ook zal doorwerken in het internationale verkeer. Het Nederlands wordt daarvan de dupe als de Nederlandssprekenden lijdelijk blijven toezien.
Door de Euromarkt wordt de intra-Europese migratie bevorderd. Fransen en Italianen handhaven het Frans in ons taalgebied, Duitsers idem, maar de Nederlanders en Vlamingen zullen zich de taal van hun nieuwe woongebied eigen maken. Dit gebrek aan wederkerigheid is rampzalig voor het Nederlands.
We moeten ons verzetten. Vooral de Nederlander zal de verdediging van eigen taalrechten kleingeestig vinden maar ook hij zal moeten meehelpen. Onze taal zal aan uitstralingskracht winnen als onze economische positie verbeterd wordt. De nieuwe verdragen bieden onze zwakkere gewesten een kans. De grenzen verminderen in betekenis en de taaleenheid van België en Nederland moet ons een ruggesteun geven.
In de E.K.S.G. is het Nederlands een officiële taal. De Nederlandse en Vlaamse ambtenaren van deze gemeenschap mogen hun rechten op hun eigen taal niet prijsgeven. De opzettelijke achteruitzetting van een cultuurtaal is een aanslag op ons Europese erfgoed.
Met vier talen is een taalpluralisme in een ambtelijke gemeenschap nog wel mogelijk. Zouden echter meer landen, bijv. de Scandinavische landen of Spanje, tot de gemeenschap toetreden, dan moet men naar een verkeerstaal zoeken. Er ontstaat dan een probleem want het zuidelijke deel zal het Frans wensen en het noordelijke deel het Engels, terwijl men het Duits, alleen al door zijn veelheid van sprekers, niet kan verwaarlozen.